school ging en er een vliegtuig over kwam, dat was natuurlijk sensatie. Mijn vader is overleden toen hij zes en ze ventig jaar oud was, mijn opa was twee en negentig. De Donkereweg, de Hasselaarsweg, de Paardeboslaan die ligt even voorbij de Donkereweg, daar ligt dus een pad met de naam Paardeboslaan. Nog verder ligt de Harlingerstraat, dat was vroeger gewoon een fietspadje. Maar al die wegen, zijwe gen dat waren allemaal grindwegen in de middend was er dan zo'n padje van onge veer vijftig centimeter verhard en dat noemden we dan het paardepadje. Langs alle wegen lag aan weerszijde een sloot. De Middenweg had dat dus ook, van end tot end, sloten en bomen ernaast. Dat wa ren populierenbomen en die zijn in de oor log allemaal tegen de vlakte gegaan, voor brandhout. Er was toen geen brandstof meer, we had den toen helemaal niks, niks en niks meer. Het mocht niet maar ze zijn evenzogoed weggehaald. Hier waren ook allemaal bo men zegt Dirk wijzend naar buiten maar er waren ook aan weerskanten sloten hoor. Toen wij hier kwamen wonen was er over de sloot een bruggetje van hout. We had den geen waterleiding, iedereen had een waterbak waarin het regenwater werd op gevangen, daar werd alles mee gedaan, koffie en thee zetten en eten in koken. Als het niet helemaal schoon was dan namen ze een zinken emmer met een linnen doek en dan zuiverden ze het water op die ma nier. Toen we in Veenhuizen kwamen wonen in 1929 was er nog niet eens een waterlei ding. Elektriciteit werd aangevoerd via draden en van die potten (Isolatoren) aan houten palen. De lampen waren toen van die grote bol len met koolstof gloeidraden. Die gaven niet meer als vijf en twintig kaarsen licht! Verwarmen in de winter deden we met een potkacheltje, daar stookte je dan hout in en turven en soms wat van die eierenkolen of briketten. Mijn moeder stookte hoofdzake lijk met hout. Het hout kwam van de bo men van het erf en anders werd de brand stof gekocht. Wij hebben nooit in de kou gezeten hoor zegt Dirk. Wij hadden van die hele dikke bomen op het erf en dan werd er wel gezegd "die boer heeft de ko lenmijn op het erf staan" Dan de winkels, zo had je Petrus Smit, die had een winkel in zijn boerderij aan de Middenweg. Die boerderij ging in de brand, toen is er een nieuwe winkel voor gezet die staat er nog. Er is geen winkel meer in maar het huis staat er nog. Het staat even voorbij de Katholieke kerk aan de linkerkant van de Middenweg. Heerhugowaard had veel broodbakkers, hier aan de Stationsweg, dan bakker Nieuwboer en bakker Ruiter aan de Stationsweg en je zal het niet geloven maar ik zal je vertellen, mijn moeder snijdt een brood door en wat denk je dat ze daar in vond? Rattenkeutels, maar ze moest wel weer kopen bij die bakker want er was niks anders? Toen is ze zelf brood gaan bakken, onze buurman was bakker en die wou ze niet voorbij lopen en dan kocht ze dat brood voor de hond! De kerk in de Noord, nu honderd jaar ge leden dat die gebouwd werd, mijn moeder zat daar op die katholieke school. Al het materiaal voor die kerk is met paard en wagen aangevoerd. Dat kwam toen aan in de ringsloot bij "de Lange Balk". Auto's waren er nog niet, zo had mijn vader een dressuurkar (een wa gentje op twee wielen met een vloertje er tussen met aan de zijkanten zitplaatsen, ze waren over het algemeen gelig gelakt), voor als hij ergens naar toe moest. Voor het werk had hij een boerenwagen, we hadden een paard een ket! een Russische ket, als je Ho zei dan gebeurde er niets, als (JEKop L AM EN WIJK h(t/ffAuit A'mnfl Oiprlerk

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Overhaal: historisch magazine Heerhugowaard | 2017 | | pagina 16