HEERHUGOWAARD IN DE MIDDELEEUWEN Vanaf 13 juni is in het Leidse Rijksmuseum van Oudheden een unieke vondst uit Heerhugowaard te zien. Het Poldermuseum geeft een deel van haar aardewerk- scherven in bruikleen om aan de rest van Nederland te tonen. Archeoloog Ceciel Nyst vertelt het verhaal achter de duizend jaar oude scherven. Ik zou weieens een onderzoekje willen doen onder de bewoners van Heerhugowaard. Mijn vraag zou zijn: hoe zal dit landschap -met duurzame huizen van de Stad van de Zon, met de kassen van De Noord en hier en daar een oude stolp- er in de Middeleeuwen uitgezien hebben? Zonder iemand te kort te doen, vermoed ik dat het antwoord 'een wa terlandschap' is. Maar u als lezer van dit blad weet vast wel dat er metershoge veenkussens lagen die zich uitstrekten achter de duinen. Tussen de Bronstijd en de Vroege-Middeleeuwen was dit een zompig gebied waar je liever niet woonde. Je kwam er hooguit om te vissen of te jagen. Pas in de 9e eeuw begonnen pioniers dit woeste ge bied te ontdekken als nieuwe vestigingslocatie. De bewoners van de hoge zandgronden langs de kust waren te talrijk geworden en het middeleeuwse stuif zand van de Jonge Duinen was veel minder vrucht baar dan de lagere oude duinen uit de prehistorie. Men moest dus op zoek naar nieuwe locaties om te wonen en te akkeren. Die gronden vonden ze in de veengebieden. Maar vestigen kon pas als het sponzi ge veen ontwaterd werd. En zo geschiedde. Kilometers parallelle sloten werden systematisch ge graven in de veenkussens die allengs leegstroomden. Wat een werk moet dat zijn geweest; met de schep en de hand ontstond bewoonbaar land. Het graven van de sloten was een onderneming die door een groep mensen gezamenlijk moest worden onderno men. Deze mensen vestigden zich veelal aan een wa tergang of een kade die men had opgeworpen. De Geestmerambacht, waaronder Veenhuizen, is vanuit de duinstreek (Bergen-Schoorl) ontgonnen. Veenhuizen, destijds Schoorlveen geheten, hoorde bij de laatste fase van de ontginning. Vermoedelijk was het verkavelingspatroon in Veenhuizen een voortzetting van dat in de Scharwoudepolders. Helaas wist toen nog niemand dat met het winnen van land uit het veen, meteen de teloorgang in gang werd gezet. Doordat het veen inklonk oxideerde het. Bovendien kwam het grondwater steeds hoger te staan en liepen akkers en erf on der water. Het hele hebben en houden werd verplaatst naar hogere veengronden waarna ook daar de nieuwgegraven slo ten maar kort soelaas boden en het hele verhaal zich herhaalde. De mensen leef den van een boerenbestaan en woonden in woonstalhuizen, met de dieren onder één dak. [zie afbeelding 2] Het bedwin gen van het water zal een voortdurende zorg voor hen zijn geweest. Behalve het grondwater was ook zeewater een bedrei ging van het ontgonnen land. Al vanaf de 1 le eeuw gingen delen van het veenge bied verloren door stormvloeden en over stromingen, waarbij delen van het veen werden weggeslagen. In de 13e eeuw werd de West-Friese Omringdijk aange legd om het gebied binnen deze dijkring te beschermen tegen overstromingen. Desondanks ontstond in de 12e en 13e eeuw een merengebied in West-Friesland, waarbij ook het meer de Heerhugowaard of De Grote Waert gevormd werd. De (huidige) polder Veenhuizen bleef ge spaard, waardoor daar vanaf het begin van de ontginningsperiode continue be woning mogelijk is geweest. Het Pingsdorfaardewerk van het Poldermuseum getuigt van de periode voorafgaand aan de grote overstromin gen. Het zag in 1976 weer daglicht tij dens de bouw van de Scholengemeen schap op de hoek van de Rustenburgerweg en de Middenweg. Wie het precies heeft gevonden is ondergete kende niet bekend, maar dat het voor Heerhugowaard een zeer waardevolle Ceciel Nyst Ceciel Nyst is archeoloog bij de Cultuurcom pagnie (afd. Cultureel Erfgoed Noord- Holland)

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Overhaal: historisch magazine Heerhugowaard | 2016 | | pagina 5