Oterleek lag in 1300 vast aan het land van Hensbroek, want het land Melme bestond nog. De Waard breidde zich vervolgens door zuidwester stor men in noordoostelijke richting uit. In het zuiden was het meer het diepst en in het noorden lag tot 1631 het meeste nog niet overspoelde land. De Berkmeer was er al in 1300, maar over de grootte kunnen we alleen maar gissen. We gaan ervan uit dat Veenhuizen eens een eenheid vormde met de weste lijk gelegen hoge landrug van de werflanden, maar een jaartal voor het ontstaan van de Veenhuizerwaard hebben we niet. Een aanwijzing dat dit na 1300 heeft plaatsgevonden is het gegeven dat Veenhuizen voorkomt in de oorkonden van 1288 en 1289 en daarin als gelijkwaardig dorp wordt genoemd, naast die van de andere Westfriese dorpen. Daarna komt de naam Veenhuizen niet meer voor, wat verklaard kan worden door veel landverlies. Na 1300 verloor Veenhuizen bijna de helft van haar grondgebied aan het water. De stormramp van 1375 zou hier een oor zaak kunnen zijn. Vooral de plaatsen rondom de Waard werden toen zwaar getroffen33. Het Grote en Kleine Geldebos, samen met Bergeswerck, vormden een landstrook tussen Noord-Scharwoude en Niedorp. Deze hoger gelegen landrug is samen met de landrug van de werflanden verantwoordelijk ge weest voor het behoud van veel gronden in het noor den van de Waard. Een datering voor het ontstaan van Amerswiel is niet te geven. Uit de oorkonde van 1250 leiden we af dat dit na 1250 moet zijn gebeurd. Met de projectie op een kaart van de belangrijkste gegevens die hier zijn besproken, hebben we een grove reconstructie van hoe de Waard er in 1300 on geveer uit kan hebben gezien. Het is een hypothese, want stellige waarheid kunnen wij bij de middel eeuwse geschiedschrijving slechts zelden bereiken. We menen wel dat deze reconstructie van het meer de Waard voor de kaart van 1300 verre te verkiezen is boven een projectie van de situatie uit 1600. Noten Lambooij, (1987), p. 20, 24, 26. 2 De Cock, (1965), p. 18. 3 De Cock, (1965), p. 36. Beekman, (1916), p. 22, 23. 5 Gottschalk, (1971), dl. I, p. 181. 6 Kruisheer, (1986), p. 536, no. 866. Zie ook: Numan, (2015). 7 De Cock, (1965), p. 211 e.v. 5 De Cock, (1965), p. 205 Korsten, (1951), p. 69. 10 De Vries Az., (1864), dl. 3, no. 2, p. 63. "De Vries Az., (1864), p. 57/58. 12 Eikelenberg, (1714), p. 13 e.v. '3 De Cock, (1965), p. 40. 13 De Graaf, (1996), p.218, 233. 15 Van den Betgh, (1852), p. 104. De Cock, (1965), p. 38. 17 Van den Bergh, (1873), dl. II, p 297. 's De Vries Az., (1864), p. 59. De Vries Az, (1864), p. 59; Van Mieris dl. II, p. 215. 20 Fruin, (1866). 21 Beekman, (1916), p. 41. 22 Schuurman, (1934), p. 127. 23 Gottschalk, (1971), dl. I, p 437. 24 De Graaf, (1996), p. 233. 2' Beenakker, (1988), p 61 e.v. 26 De Bruin, (2004), p. 18. 27 De Cock, (1965), p. 220. 25 Van Mieris, dl II, p. 581. 29 Kruisheer, (1992), dl. III, p. 180, nr. 1180. 10 Van Mieris, dl 111, p. 496. 31 Hamaker, (1876), dl.II, p.254. 32Hamaker, (1876), dl II, p. 255, 256. 33 Gottschalk, (1971), dl. I, p. 437. Literatuur Beekman, A. A. (1916). Tekst bij Kaart V van de Geschiedkundige atlas van Nederland, Holland, Zeeland en Westfriesland in 1300, dl.I Holland's Noorderkwartier. Den Haag. Beenakker, J. (1988). Van Rentersluze lol strijkmolen. De waterstaatsge schiedenis en landschapsontwikkeling van de Schager- en Niedorperkoggen tot 1653. Belonje, J. (1929). De Heer-Hugowaard, 1629-1929. Belonje, J. (1975). Bevelandt ende West Beverkoog. Oud Alkmaar, le j'g- Betgh, L.Ph.C. van den (1852). Handboek der Middel-Nederlandsche Geographie. Betgh, L.Ph.C. van den (1873).Oorkondenboek van Holland en Zeeland. Bruin, J. de (2004). Het snoodste land waar God ooit kwam. De water rijke geschiedenis van Obdam en Hensbroek tot het begin van de twin tigste eeuw. Cock, J.K. de (1965). Bijdrage tot de historische geografie van kenne- merland in de middeleeuwen op fysisch-geografische grondslag. Groningen. Eikelenbelg, S. (1714), Gedaante en gesteldheid van Westvriesland voor den jaare MCCC en leffens den ondetgang van het dorp Vroone. Fruin, R. (1866), Informacie up den staet faculteyt ende gelegenheyt van de steden ende dorpen van Holland ende Vrieslant gedaen in den jaere 1514. Leiden Geus, J.P. (1989). De Oosterdijk van het Geestmerambacht. In Westfrieslands Oud en Nieuwe, nr. 56 Geus, J.P. (1994). Tiendheffing. In Westfrieslands Oud en Nieuwe, nr. 61. Graaf, R. de. (1996). Oorlog om Holland 1000-1375. Hilversum. Gottschalk, M. K. (1971). Stormvloeden en rivieroverstromingen in Nederland, dl. I. De periode vóór 1400. Karsten, G. (1951). Noordhollandse plaatsnamen, Amsterdam. Hamaker, H.G. (1875-1878). De rekeningen der grafelijkheid van Holland onder het Henegouwsche Huis, Utrecht. Kruisheer, J.G. (1986-2001). Oorkondenboek van Holland en Zeeland tot 1299, dl II t/m V, Den Haag. Lambooij, H.Th.M. (1987). Getekend land. Nieuwe beelden van Hollands Noorderkwartier. Alkmaar. Mieris, F. van (1753-1756). Groot charterboek der Graaven van holland, van Zeeland en Heeren van Vriesland. Leiden. Numan, K.C. (2015). De Schagerdam en de abdij van Egmond: een oor konde uit 1250 opnieuw gelezen, Vrienden van de Hondsbossche, kring voor Noord-Hollandsche waterstaatgeschiedenis. Schagen. Oppermann, O. (1933). Fontes Egmundenses. Utrecht. Schuurman, P. (1934). Rustenburg in Westfrieslands Oud en Nieuw, nr. 8. Vries Az., G. de (1864). De kaart van Hollands Noorderkwartier in 1288. Verh. der Kon, Akademie v. wetenschappen, afd. Letterkunde, deel 3, no. 2. Amsterdam.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Overhaal: historisch magazine Heerhugowaard | 2016 | | pagina 42