MEVROUW OFFERINGA (1904 - 1996) IN DE KRUIZER GEMEENSCHAP "Ik ben blaid loof'! Wie kende haar niet? Die kleine vrouw, die je zo olijk aankeek door haar brillenglazen, als ze weer eens een nieuw plannetje had bedacht! We hebben het over mevrouw Marie Offeringa-Kamp, of Marie Offeringa, Maartje Kamp of Tante Offeringa. Dit waren de namen waarmee ze door diverse mensen werd aangesproken. Op 1 augustus 1904 in Wognum geboren groeide ze daar op, samen met haar tweeling zus. Als jong meisje was zij dienstbode bij burge meester Commandeur in Wognum. Zoals veel jongeren ging zij in het weekend dansen, met name in café Bes aan de Draai in Heerhugo- waard, dat beheerd werd door een familielid. Daar ontmoette zij haar toekomstige man Willem Offeringa, die nogal eens aan de bil jarttafel te vinden was. Willem had een zelf standig metselbedrijf in 't Kruis. Soms nam hij samen met zijn broer Jan, die een bedrijf had aan de Van Veenweg, een project onder han den. In de dertiger jaren van de vorige eeuw runde Willem zijn bedrijf met handkar en bak fiets. Zand en grind werden aangevoerd per schuit bij de aanlegsteiger in Oterleek of bij de ringvaart aan de Draai en dan werd de vracht met paard-en-wagen naar huis vervoerd aan de Rustenburgerweg. In 1965 heeft oomzegger Kees Offeringa Jzn. met zijn vrouw Annie Swinkels de zaak over genomen. Willem schoof op en ging ernaast in zijn zelfgebouwde huis wonen, toen Rustenburgerweg 43a, nu nummer 173. Tot op de dag van vandaag gaat het bouwbe drijf Offeringa, dat bekend staat om zijn dege lijke werk op basis van de nodige behaalde vakdiploma's, nog steeds verder onder dezelf de naam van vader op zoons en kleinzonen. De beginjaren Op 11 juni 1931 trouwde Maria Kamp met Willem Offeringa, na het bouwen van zijn ei gen huis aan de Rustenburgerweg in Heerhu- gowaard-'t Kruis. Het was midden in de crisistijd, dus het was niet makkelijk om bouwopdrachten te krijgen. De mensen hadden weinig geld en Willem ging in de zomer te hooien om wat geld bij te verdienen. Financieel had men het moeilijk omdat de klanten pas betaalden aan het begin van het nieuwe jaar, terwijl de leveranciers en werknemers meteen betaald moesten wor den. Vroeg je eens eerder om je "eigen" geld, dan kon het gebeuren dat een klant daar heel moeilijk over deed. In die min der rooskleurige tijd kwam Marie in haar eerste huwelijksjaren eens bij een boer, waar een halfjaar tevoren tot volle tevre denheid een klus was gedaan, beleefd vragen of hij misschien genegen was de 300 gulden te betalen. Het antwoord was "Zo, denk jij er zo over. Ik heb het in huis, maar als het nu al betaald moet worden, dan was dit het laatste klusje." Deze boer had 3 boerderijen, dus Marie ging maar weer onverrichterzake naar huis. Willem had een hekel aan rekenin gen lopen. Marie, die niet op haar mondje gevallen was, moest er vaak op uit, hoe wel ze heel bang was voor de grote hon den die ze aantrof bij de boerderijen in de Schermer. Na de Tweede Wereldoorlog werd het normaal, dat de klanten twee keer per jaar betaalden, nl. begin januari en in juli. Aimie Tamis-Laan

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Overhaal: historisch magazine Heerhugowaard | 2015 | | pagina 23