8. soms een grote schaal met bowl. Ook stonden er sigaretten en siga ren op tafel. Het was een feest. Vaak met veel herrie, waardoor wij niet konden slapen. Geloof, had dit een invloed? Er waren natuurlijk veel grote gezinnen in die tijd. Mijn ouders wa ren katholiek, het geloof was belangrijk voor hen. In die tijd waren er geen voorbehoedsmiddelen. Ook de huisarts was daar niet voor. Ja, en dan krijg je veel kinderen. Daar hoorde je mijn ouders niet over. Het was gewoon zo. We zijn ook kerkelijk opgevoed, we moesten twee keer in de week naar de kerk. Op dinsdag en donder dag naar de kindermis. Je kreeg dan brood mee. Dat moest je op school opeten. Je kreeg geen drinken mee, welnee, je nam gewoon een slok water uit de kraan. Dat was toen zo de gewoonte. Je ouders moeten wel goede organisatoren geweest zijn. Had ie dereen een eigen taak? Mijn moeder kon het goed organiseren, maar ook mijn oudere zus sen regelden heel veel in het huishouden, dit waren de regelzussen. Op zaterdag moesten we zoals we dat noemden, "zaterdagwerken". Dan werden de werkjes verdeeld. Wie doet boven, wie de keuken, wie de kamer, wie de bijkeuken en wie buitenom de ramen? Na de middag moesten we alle schoenen nog poetsen. Iedereen van groot naar klein moest meehelpen. Als je 10 jaar was, was je geen kind meer. Dan mocht je op woensdagmiddag niet meer spelen. Dan moest je de knopen aanzetten. We hadden een plank waarop alle kleren lagen die stuk waren. Die plank noemden we: de stikkege plank met de stikkege kleren. We mochten pas spelen als dat klaar was. Mijn moeder deed dan ook mee. We gingen touwtjespringen, kaatsenballen. Dat kon zij heel goed. Twee keer per jaar hadden we de grote schoonmaak. Dan werd het hele huis van onder tot boven schoongemaakt. Daarnaast hadden we ook allemaal vaste taken door de week. Voor school moest alles netjes zijn. De bedden opmaken, af wassen en stofzuigen. Iedereen deed wat. Als we thuis kwamen uit school, moesten we aardappels schillen en de groenten schoonmaken. We hadden ook 2 koeien op stal in de winter. Dus die moesten ge molken worden. Dat deed mijn vader zelf. Wij hadden ook een paard, net als de bu ren. Wij hadden land achter ons huis en als er op het land gewerkt moest worden deden ze samen met de paarden. Waren jullie arm toen jij opgroeide? Na de oorlog waren we best arm, maar er was altijd eten van de tuinderij, melk kwam van de koeien. Mijn moeder was ook heel handig met de naaimachine. Ze was coupeuse en kon goed naaien. Ze heeft ons geleerd hoe je patroon moet te kenen, hoe je moet naaien. Wij kregen ook geen nieuwe kleren, maar we moch ten een stofje kopen voor onze zondagse kleren. Alle meiden bij ons kunnen goed naaien. Kregen ze hulp? Toeslagen, geldelijke hulp, maar ook huishoudelijke hulp? Ze hebben het altijd zelf kunnen redden. Bovenste rij: vim: Bep, Ria, Cor, Marrie, Vera middelste rij: Loes, Gerda, Moeder, vader, Annette, Gerard, Diverette onder: Sonja, Harrie, Ingrid, Ronald, Marcel, Ada, Adrie en Peter

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Overhaal: historisch magazine Heerhugowaard | 2015 | | pagina 10