De struiken moesten dus minstens 3 jaar
oud zijn om als voedsel voor de rupsen te
kunnen dienen. Men betaalde gemiddeld,
inclusief de vrachtkosten, 6 cent voor een
moerbeistruik. Gelukkig kon de struik op
alle grondsoorten geplant worden behalve
op drassige grond. Men plantte ze of op
een groot terrein of als haagbeplanting.
De planttijd was tussen november en fe
bruari. Wilde men de rupsen niet op de
struiken voeden, dan was het mogelijk
om "het voeder aan thuiszittende armen
te brengen door jeugdige werkelozen
Zijderupseitjes hadden de grootte van een
maanzaadje. Ze waren 1 mm lang en er
zaten tussen 1200 en 2000 stuks in een
gram. Een gram eitjes kostte tussen 30 en
40 cent. Eind mei werden de rupsen door
de Bond aan de verenigingen gestuurd.
Afhankelijk van de stand van de moerbei
bladeren was het mogelijk om de uitgeko
men eitjes tijdelijk te bewaren; zij bevon
den zich in een vreetfase en hadden de
bladeren als voedsel nodig.
De beste verzorging ligt bij 4 graden.
Zodra de eitjes uitkomen moeten de rup
sen met reepjes moerbeiblad gevoed wor
den. In deze periode vervelden de rupsen
4 keer tot ze zich gingen verpoppen en het
stadium van een cocon bereikten. Vanaf
nu was het mogelijk om de zijde te oog
sten met haspels en spingerei. De bond
Cocons van de zijde- gaf voor het verwerken van de cocons het
rups volgende advies:
"Tracht ook bij uwe kinderen de liefde op
te wekken voor het kweeken van cocons.
Een mooie zijderupscocon is ook voor een
kind een wonder der geheimnissen. Het
zoeken van den fijnen zijden draad en het
geheel afwinden van een cocon, door mid
del van een eigengemaakt haspeltje of op
het spoeltje van een naaimachine, is een
bezigheid waarvoor de kinderhand zich
bij uitstek leent".
Men kon ook de droge cocons bij de
Bond inleveren. Er was een afspraak met
de Heidemij in Arnhem gemaakt dat er
tussen de 2.50 en 3.00 gulden per kilo be
taald werd.
De gemeente
Volgens de bond bepaalde de armenwet
dat armen die in staat waren om te werken
zoveel mogelijk ondersteuning moesten
krijgen. Men verstuurde hoogstwaar
schijnlijk circulaires aan diverse gemeen
ten om hen over deze mogelijkheid tot
werkverschaffing te informeren.
Al in november 1935 werden de burge
meester van Heerhugowaard, Sutman
Meyer, en de drijvende kracht achter het
teeltproject, de heer C. Hartog, hoofd van
de openbare lagere school no. 2 van
Heerhugowaard Zuid, naar Huizen uitge
nodigd om van de Bond over het project
te horen. Eveneens was aanwezig dhr.
Minderhout van de Landbouwhogeschool
van Wageningen om indien nodig nader
uitleg te geven.
De gemeente zag wel wat in het project
en gaf de heer Hartog de machtiging om
de benodigde hoeveelheid rupseitjes te be
stellen. De gemeente zelf schafte de
moerbeistruiken aan.
Op 16 oktober 1936 had men proeven met
de kweken van zijderupsen gedaan en de
resultaten waren uitstekend. De heer
Hartog, in zijn functie als hoofd van een
school, werd weer uitgenodigd om het
project te komen bekijken. De gemeente
vond dat het kweken een nuttige bezig
heid voor de "rijpere"schooljeugd zou zijn
en vroeg om deelname van meer onder
wijzend personeel van de school.
Tussen oktober 1936 en 10 februari 1937
I