MAARTEN KOOIJ 5. De foto van Maarten Kooij met zijn paard en wagen is een bekende afbeelding in het Poldermuseum en in boekjes met his torische foto's. Maar het begin van de loopbaan van Maarten Kooij ligt al een aantal jaren daarvoor. Als zoon van een tuindersfamilie met twee broers en een zus,( Cor Kooij, de timmerman en Jan Kooij, die de tuinderij van vader voortzet te) woonde hij aan de Middenweg tegen over de zuivelfabriek Excelsior. Daar startte Maarten zijn groentehandel. Een paar maal in de week liep hij met de handkar naar de veiling in Alkmaar en laadde daar de wagen vol met groente en fruit. Moeder was niet makkelijk en zei: "Op de terugweg begin je maar gelijk te venten, dan wordt je wagen allengs lich ter." Later werd de handkar een paard-en- wagen. Maarten trouwde een vrouwtje uit Wervershoof en kocht een dubbel woon- huisje aan de Middenweg, vlak naast het gemeentehuis. De dubbele woning werd omgebouwd tot winkel-woonhuis, van waaruit de zaak werd gedreven. Tweemaal in de week reed hij met paard- en-wagen naar de veiling in Alkmaar. Op dinsdag had hij en ventwijk, die liep via Hensbroek naar Obdam. Althans de ene week, want de week daarop werd in Obdam begonnen en liep de route via Hensbroek naar huis. "Dan heeft ieder, om de keer, de eerste keus uit de aanbie dingen, die op de wagen liggen.." ver klaarde Maarten. Als hij thuiskwam wer den, na zonsondergang, de niet verkochte kroppen sla en andere groente, met de krop naar beneden achter het huis op het grasveld gelegd. De volgende achtend werden de kroppen, vóór zonsopgang weer opgezocht. Op die manier bleef de groente vers en kwaliteit stond hoog in het vaandel. Dat waren soms heel lange dagen en korte nachten, want ook het paard moest nog worden verzorgd, anders wilde hij de volgende dag niet lopen. Van het paard was je afhankelijk en die genoot bij Maarten altijd bijzondere zorg. 's Winters had hij altijd een busje met stif ten mee. Werd het glad onderweg, dan werden ter plaatse de hoeven door Maarten voorzien van stiften. Dat was geen prettig klusje, maar het risico dat het paard zou uitglijden, wilde hij niet lopen.. In zijn huwelijk was Maarten niet geluk kig. In 1940 overleed zijn vrouw. Hij bleef met twee dochters (7 en 12 jaar een winkel en een uitbrengwij k achter. Dat waren moeilijke tijden. Er kwam uit eindelijk hulp uit Groningen, die ook de winkel kon bedienen. Voor de zaak was zij niet verkeerd en werd door iedereen "tante" genoemd. Het paard deed jaren lang dienst, maar op een gegeven dag kwam Maarten uit de wijk terug en je kon aan hem zien, dat er wat aan de hand was. "Het gaat niet langer met paard en wagen. Ik ben een gevaar langs de weg.", zei Maarten. Er kwam een vrachtautootje en daarvoor was uiteraard een rijbewijs no dig. "Als U links- of rechtsaf wilt slaan,, moet U over Uw schouder kijken.", zei degene die de rijvaardigheid moest beoor delen. Maarten reageerde: "Dat kan ik niet, want mijn nekspieren zijn te kort." Maarten kreeg toch zijn rijbewijs. Er brak een nieuw tijdperk aan. Tekst en beeld: Jan Swart Maarten Kooij met zijn paard-en-wagen

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Overhaal: historisch magazine Heerhugowaard | 2014 | | pagina 7