HET POLDERBESTUUR VAN DE
HEERHUGOWAARD
Na de uiteindelijke droogmaling van de
polder in het jaar 1630 ging men in het
stadhuis van Alkmaar op 20 juni 1631
over tot de verloting van 100 kavels van
elk 30 morgen. In een stenen kan lagen de
namen van de nieuwe eigenaren en in een
andere kan de nummers van de kavels. De
stadsbode Jacob Florisz. trok (met blote
armen - om misbruik uit te sluiten) uit el
ke kan een papier en de bijpassende na
men en kavelnummers werden aan de no
tabelen en beleggers voorgelezen.
De polder als beleggingsobject
Omdat de hele inpoldering een particulier
initiatief was tegenwoordig zouden wij
zeggen een beleggingsobject) probeerde
men de kavels zoveel mogelijk aan
vrienden en familieleden te verkopen.
Ook werden verschillende kavels aan de
oorspronkelijke tegenstanders van de pol
der gegeven om ze tot vriend te houden.
Men had bij de aanvraag van het octrooi
in 1625 al enige regels opgesteld om het
bestuur van de nieuwe polder zo veel mo
gelijk in handen van de eigenaren te
houden. Deze betroffen de functies en in
stanties van het polderbestuur.
Functies
Hoofdingelanden
Een ingeland had eigendom(men) in de
polder. Het maakte niet uit of hij op het
land woonde of niet; men had toch actief
en passief stemrecht in het polderbestuur.
Als men ook actief deelnam aan het be
stuur van de polder, werd men hoofdinge
land (dus bestuurslid) genoemd.
Volgens de regels van het octrooi van
1625 mochten de hoofdingelanden zelf
de heemraden, een penningmeester en an
dere bestuurders benoemen. Bij de Staten
of de Rekenkamer van de Staten moesten
zij 3 personen voorstellen voor de positie
van dijkgraaf. Deze dijkgraaf en de heem
raden kregen ook het recht om verorde
ningen voor de bedijking en het onder
houd van de polder uit te vaardigen. De
verordeningen van het polderbestuur zelf
moesten zij eerst goedkeuren. Ze konden
wanbetalers beboeten of vervolgen, be
noemen Als eigenaren hadden zij dus de
feitelijke macht binnen het bestuur.
Dijkgraaf
Een dijkgraaf was de voorzitter van het
waterschap en dus voorgedragen door de
hoofdingelanden. Hij had de leiding over
het dagelijkse bestuur van een polder, sa
men met de heemraden. Het liefst werd
een dijkgraaf benoemd als hij eigenaar
was van bezittingen in de polder omdat
hij dan uit eigenbelang voor de veiligheid
van het gebied tegen overstromingen of
dijkdoorbraken kon zorgen.
Een dijkgraaf hoefde niet per se van adel
te zijn maar door het beleid van het eige
naarschap van het land kwamen zij gro
tendeels uit de adellijke families. De eer
ste dijkgraaf Adriaan van Veen was dan
ook getrouwd met een dochter van
Nanning van Foreest, een van de oprich
ters van de polder. Omdat men nog geen
gerecht had, werd de dijkgraaf ook tot
baljuw benoemd.
Heemraden
De heemraden waren lid van het dagelijks
bestuur van de polder. In Noord-Holland
werd een lid van dit bestuur ook
Hoogheemraad genoemd. De meeste
heemraden uit de beginfase van de inpol
dering waren ook de aanvragers van het
octrooi van 1624, dus de beleggers zoals
de notabelen van Alkmaar, kooplieden uit
Amsterdam en zelfs burgemeesters uit
Amsterdam.
Samen met de dijkgraaf waren ze "het
college". Door de bestemmingen in het
octrooi mochten dijkgraaf en heemraden
dus ook de transporten een overdracht)
van onroerend goed afhandelen. Normaal
hoorde dit te gebeuren in het rechtsgebied
waarbinnen het land lag; met
Tekst: Petra Aegeuheyster