WACHTKAMER
2.
De jonge vrouw die nog niet zo lang in de
West Friese gemeente woonde,
kwam naar het spreekuur van de huisarts
en zocht een plaatsje in de wachtkamer.
Rechts van haar zaten twee mannen met
blozende gezichten, van rond de vijftig
jaar. Links van haar een moeder met een
kind en tegenover haar een paar tiener
meisjes die in een tijdschrift bladerden.
In het vertrek hing de wat beklemmende
sfeer die voor dokterswachtkamers vaak
typerend is. De jonge vrouw deed ook
maar een greep in de stapel verouderde
tijdschriften en probeerde wat te lezen.
De twee mannen, die tevoren kennelijk met
elkaar in gesprek geweest waren, gingen
daar nu mee door.
"En hoe is het vedder, begin jij al gauw te
koppen?"
"Nei, oigelijk nag niet. M'n starre benne
zomaar puur an de achterlijke kant.
En den moetje opheden vezelf ok nag op
die viruskirrel wachtel"
Noh, ik ben met moin starre temet al
klaar. D' r zat woinig in dut jaar.
Net as in me kroke. Vooral de remenbranse
ware ware puur zuiver deuze keer. Maar
deer kwam ik pas laat achter want ze ware
dut jaar vezelf niet vroeg."
De vrouw die tegen wil en dank het ge
sprek volgde, had geen idee waar over de
mannen spraken. Dat intrigeerde haar en
daarom luisterde zij met gespitste oren ver
der.
De man naast haar hernam: "Noh, moin
paxe benne nou ok drekt niet voorlijk te
noemen. Ik heb ze té hard stookt dink. En
in het bovenend zag ik van de week opiens
een zoöd vuur!"
"Noh, den mocht je wel gauw spuite!"
"Jazeker, dat hew ik ok drekt dein vezelf.
Ik heb ze metien de volle laag geven. Maar
voor een deêl was het kwaad al beurd,
want dat heb je den.!"
Juist toen ze aan iets van de brandweer be
gon te denken,ging het gesprek een andere
kant uit.
"Hoor jij de leste toid nag welders van
proize?"
"Noh, wel en niet. Die HBG-man wou les
ten twuntig guide ongeraapt geve voor die
nuwe sport van Kees Nêlis. Maar ik wou
allien maar de twaalve kwoit. De elve mag
je niet wegdoen, want aars wordt je onde
rend te kloin en het partaai krimpt in. Noh,
ik denk dat ik nou an de beurt ben.
Bezjoer!"
De vrouw, die nog steeds geen idee had
van het gespreksonderwerp, trok de stoute
schoenen aan en vroeg rechtstreeks aan
haar buurman: "Sorry meneer, maar is die
man die net wegging, soms bij de brand
weer?"
Het antwoord dat ze kreeg was voor haar
even simpel als onthutsend:
"Welnei moid! Hai is bodebouwer, net as
ik!"
Siew de Haan
Oude lulpensoorten