had Jan, die die dag vergezeld was door
zijn zoon, naar de lucht gekeken. "Het
ziet er niet best uit Jacob. Er komt on
weer uit het oosten en dat gaat meestal
hevig tekeer.Niet veel later vielen de
eerste spatten, die kort daarop overging in
een hevige plensbui. Vader Jan en zoon
Jacob zochten beschutting in hun schuil-
hutje en kregen kort daarop gezelschap
van twee collega's, die op de tweede
bank een plekje vonden. Terwijl het
weerlichten niet van de lucht was en de
donder hevig rolde, kwam ook Jan Visser
nog met zijn schuitje aanvaren, in de
hoop dat er voor hem nog een plekje in
de hut zou zijn. Jan Dekker had hem al
aan zien komen varen en riep hem toe:
"Jammer Jan, er is geen plek meer!. We
zitten helegaar vol.Jan Visser zag dat op
dat moment ook wel. Maar toen het weer
licht een bijzonder felle flits liet zien,
kwam hij ineens op een idee. Terwijl di
rect daarop de donder rolde, hief hij zijn
kloet omhoog en liet die met een forse
klap op het golfplaten dak terecht komen.
"Die is raak!", riep Jan Visser en ver
schikt sprongen de inzittenden van de
schuilhut naar buiten. Het is duidelijk, dat
er daarna voor Jan Visser alle ruimte was.
Hoe het verhaal verder afliep is jammer
genoeg niet bekend.
Openbare verkopingen
De akkertjes, die deel uitmaakten van wat
later het Duizend Eilandenrijk werd ge
noemd, hadden natuurlijk allemaal een ei
genaar. Zij werden ook verkocht of gin
gen in eigendom over door vererving. In
die tijd kwam het regelmatig voor, dat er
vrijwillige openbare verkopingen waren,
waar de akkertjes werden verkocht. Dat
vond altijd in een plaatselijk café plaats.
De verkopingen werden altijd druk be
zocht en het was er daardoor gezellig. Bij
dit soort verkopingen moest een notaris
aanwezig zijn. Die vertelde welk perceel
er in de verkoop kwam. Daarna nam de
afslager het woord van de notaris over en
zette het perceel in: "Wie heeft er
fl. 1.000,- over voor dit gunstig gelegen
akkertje?" Als het goed was, volgde daar
na een reactie uit de zaal van een ge-
53.
gadigde, die die prijs wel wilde betalen.
Daarna riep dan de afslager: "Wie doet
een hoger bodWie heeft er fl. 1.100,-
voor over?" Het was de bedoeling, dat de
prijs op die manier zou oplopen en dat
gelukte veelal. Totdat het oplopen van de
prijs stopte. Er kwam geen hoger bod
meer en de afslager riep:
"Eenmaal!..Andermaal!. Voor de derde
maal, waarna hij een ferme tik met een
houten hamer op een tafeltje gaf.
Daarmee was het pleit beslecht. De hoog
ste bieder was de koper. Of.er zou ge
mijnd moeten worden. Want na een korte
pauze met een kopje koffie, of wat ster
kers, kwam opnieuw de afslager aan het
woord. Hij vertelde nog een keer duide
lijk wat dat gunstig gelegen akkertje "in
opbod" had opgebracht, namelijk
fl. 1.400,— en zei, dat hij boven deze prijs
fl. 600,-- zou zetten. Het was de bedoe
ling, dat er zo hoog mogelijk afgemijnd
zou worden. De prijs waarop gemijnd
werd, kwam boven op de prijs, die het
akkertje in opbod had opgebracht. De af
slager begon dus met een bedrag van
fl. 600,— te noemen. Kwam er uit de zaal
geen reactie, dan ging hij achtereenvol
gens verder: "fl. 575,—..., om nog
fl. 550,—" en ertussendoor: "Denk om Uw
mijnen!". Maar iedereen was zeer attent
en tot aan zijn tenen gespannen.
Bovendien was het muisstil in de zaal.
Totdat bij fl. 400,- ineens iemand uit de
zaal "Mijn!", riep. Dat werd de nieuwe
eigenaar. Hij betaalde de fl. 1.400,—, die
het akkertje in opbod opbracht plus het
bedrag waarvoor hij had "gemijnd", totaal
zodoende fl. 1.800.--. De koper, die het
hoogste bod had gedaan, was daarmee
ontslagen van zijn koopplicht en had het
zogenaamde "strijkgeld" fl. 100,— of fl.
150,—) verdiend. We hebben het hier over
vooroorlogse prijzen. Het was toen zeker
de moeite waard "het strijkgeld" of "de
plok" op te halen. Een andere zaak was
het, indien er helemaal niet werd ge
mijnd. Dan werd de hoogste bieder de
nieuwe eigenaar. Of hij dat wilde of niet.
Hij was er, zoals men dat noemde "aan
blijven hangen". Onder het publiek van
een openbare veiling bevonden zich altijd