42.
De voogden
De voogden waren meestal de langstle
vende ouders. Mochten er geen ouders
meer zijn, dan hadden de weesheren ook
de mogelijkheid om voogden voor de kin
deren te kunnen aanwijzen.
In 1804 werd twee keer de heer Pieter
Sijp vermeld. Hij wordt in november sa
men met Jacob Seven uit Zuidermeer de
voogd van vier kinderen. De ouders wa
ren Cornelis Schuitemaker en Trijntje
Pietersz. Ieder kind had van vaderszijde
recht op 50 gulden.
In december 1804 werd dezelfde Pieter
Sijp, samen met Arien Leegwater uit
Hensbroek voogd van twee kinderen. De
ouders waren Albert Groot en Maartje
Groot. De kinderen hadden elk recht op 3
gulden van moederszijde.
Er zijn ook voorbeelden dat ooms en ver
dere familie het geërfde vermogen van
weeskinderen aan de weesmeesters over
handigden, opdat het in veilige handen
kon blijven.
De voogden hadden ook recht op een te
rugbetaling van de gemaakte kosten.
De financiële kant
Vaak deed de langstlevende ouder een uit
koop aan de kinderen. Het geld werd tegen
rente belegd of uitgeleend. Dit gebeurde
niet altijd, om de boedel bijeen te houden.
Een goed voorbeeld was het verschijnen
van Trijntje Jacobs Groot en haar schoon
vader op 27-12-1757 voor de weesheren.
Trijntje's man was zonder testament over
leden en zij had een dochtertje van drie en
een halfjaar. Moeder en schoonvader wa
ren overeengekomen dat de moeder volle
dige opening van zaken hoorde te geven,
het kind te zullen onderhouden, opvoeden
en grootbrengen tot zij ofwel meerderjarig
was dan wel eerder zou huwen (dit is een
standaardformule in heel veel documen
ten).
Voor het grootbrengen en de (lijf) kleding
van het kind ontving zij van haar schoon
vader een som van 300 Gulden. In ruil
kreeg de grootvader van het kind de be
schikking over een woning met 22 A mor
gen land aan de Middenweg dat later zou
moeten overgaan in het bezit van de
kleindochter. Hiermee was voldaan aan de
vaderlijke erfportie en de moeder kon de
rest van de boedel behouden.
Een andere mogelijkheid om het vermogen
van het kind zeker te stellen was: grootou
ders of ooms tot voogden te benoemen.
Deze hadden dan de plicht om aan de
weesheren openbaarheid te geven hoe zij
omgingen met de erfenis van de kinderen.
Uit de bronnen wordt duidelijk dat een er
fenis een bedrag kon vertegenwoordigen
van enkele guldens tot vele honderden gul
dens.
De familie Gootjes
In 1809 verschenen Jan Spaan uit Heerhu-
gowaard, Jan Gootjes uit Akersloterwoude
en Jan Rus uit Oudkarspel voor de weeshe
ren. Zij vertegenwoordigden de belangen
van drie minderjarige kinderen uit een ge
zin van vijf van de in 1804 overleden
Pieter Gootjes en Liesbeth Heylis.
Aan deze kinderen werd een vermogen na
gelaten van een totale som van 17.519 gul
den, 11 stuivers en 14 penningen. Aan de
Rechts:
een weesmeisje