DE WEESKAMER VAN HEERHUGOWAARD
41.
Weeskamers, voorzien van rechterlijke
macht, werden opgericht om er zorg voor
te dragen dat de goederen die werden na
gelaten aan een minderjarige wees, niet in
de zakken van familieleden verdwenen.
Weeskamers waren dus geen weeshuizen!
Dat waren twee verschillende instellin
gen!!
Als een of beide ouders van een kind
overleden, was de overgebleven echtge
noot (echtgenote) of een familielid ver
plicht om dit bij de weeskamer aan te ge
ven. Men moest tevens ook kunnen aan
tonen of er een voogdij geregeld was. Dit
kon per testament van tevoren door de ou
ders geregeld worden. Meestal ging de
voogdij over op het langst levende fami
lielid. Deze kon nog een tweede voogd
bestemmen; deze tweede voogd moest
dan een akte van acceptatie aan de wees
kamer overhandigen. Mocht er geen
voogd aangewezen zijn, dan deed de
weeskamer dat. Ze benoemde een be
trouwbaar iemand.
In Heerhugowaard werd het ambt van
weesmeester tegelijkertijd met het ambt
van schepen en baljuw uitgeoefend. In
1683 bij voorbeeld bestond het schepen-
college uit 2 jonkheren, 2 meesters in de
rechten en 1 stadssecretaris van Hoorn.
Van twee personen is het beroep niet be
kend, maar men kan ervan uitgaan dat
het waarschijnlijk hoogwaardigheidsbe
kleders waren.
In de loop der eeuwen namen de adellij
ke heren een minder grote plaats in en er
kwamen meer mannen "van het vak" in
het bestuur van de polder.
Seclusie
Bij seclusie werden de weesmeesters uit
gesloten van het aanwijzen van een
voogd. Men bestemde bij testament dat
de langstlevende of iemand anders de ak
te van aanneming van de voogdij teken
de. Hierdoor kon men deling van de boe
del voorkomen. Men kon de kinderen
uitkopen door een berekend bedrag aan
de weeskamer uit te keren of zelf te behe
ren. Hiervoor moest men een hypo
theek nemen of twee borgen aanwijzen.
Men wilde daarmee voorkomen dat de
weeskamer zich met de boedel bemoei
de. Tevens waren de kosten die de wees
kamer in rekening bracht hoog en men
wilde voorkomen dat de notabelen teveel
inzicht in familiezaken en financiële za
ken zouden krijgen. Sommige bronnen
suggereren dat het bij het heheren van het
geld niet altijd eerlijk aan toe gegaan zou
zijn.
De wezen
De weeskamers waren niet alleen verant
woordelijk voor volwezen (minderjarigen
zonder ouders) maar ook halfwezen
(waarvan een ouder was overleden).
Meerderjarig of mondig waren jongens
vanaf 25 jaar en meisjes vanaf 20 jaar.
Zodra deze minderjarigen trouwden wer
den zij automatisch meerderjarig. Jongens
konden ook van de overheid een verkla
ring van meerderjarigheid krijgen. Dit
werd handlichting genoemd.
Tekst: Petra Aengenheyster
Weesmeester Gerard
Dirk van Egmond van
de Nijenburg
(1646-1712),