gerend door de berg heen en je kon de vuurhaard niet vinden, dan hielp er geen moedertje-lief!!, dan kraaide de rode haan. Na de hooitijd werd de mest met de hand over het gemaaide land gereden en ver spreid. Later ging daar de mesthort over heen en werden de grootste stukken om- weid geslagen met een drietandenvork. Later gebeurde dit met een weidesleep. Ook wanneer de koeien werden verweid (naar een ander weiland gingen) moest dit "strontslechten" gebeuren. Daarna was het weer hoogtijd om onkruid te wieden in de voederbieten en eventueel in de winteraardappelen voor eigen ge bruik of voor de verkoop. Hierop volgde de zaadtijd. In de vroegere jaren rond de eeuwwisseling had deze boer zo'n 0.80 ha zaad, gerst- haver- en tarwe-, en deze werden met een snik, een halvemaanvor mige sikkel met handvat, met de hand af geschoren, aan bossen gebonden en aan de hok gezet en na een paar weken op de zolder boven de voorkamer opgetast. In de wintermaanden werd dit zaad er uit geslagen op een geselbank op de dors. Daarna werd het zaad geschoond met een waaier. Dorsmachines en maaidorsers wa ren er nog niet, maar enkele boeren die meer zaad verbouwden hadden soms wel een rosmolen. Voor die tijd werd de gierkuil nog leegge- schept in een houten gierbak en over het land verspreid, want gierkelders beston den nog niet. De gier verhield zich van helft gier tot helft water. Medio mei, juli of augustus was het riet en biezen hakken en in september werd het staartkroos (waterplanten e.d.) uit de sloot gehaald voor een goede afwatering via de sloten. Er werd dan riet-, biezen- en kroosschouw gehouden door de heem raad of hoofdingelanden, onder toezicht van de dijkgraaf die regelend optrad. De kroosschouw was de hoofdschouw. Het kroos werd later weer door de boer met De boerderij aan de Donkereweg is ge bouwd in 1860 en staat op de plek van het voormalige eiland "Sappewerf. Het heeft een dubbel vierkant, een schilddak en is ge dekt met een mulden- pan

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Overhaal: historisch magazine Heerhugowaard | 2011 | | pagina 35