M
we konden gaan bezorgen moest alles
voor iedere klant apart klaar gezet wor
den. Je moest alles nog afwegen.
Duizenden kilo's suiker heb ik staan we
gen maar ook zout, erwten en bonen, ver
micelli, koekjes en bonbons enz. Ook
stroop en eau de cologne verkochten wij
los vanuit een vat of fles. Je zult begrijpen
dat er heel wat koekjes en bonbons tijdens
het afwegen opgegeten werden. De omzet
was misschien wel groot maar de winst
viel wel eens tegen.
Op mijn veertiende begon ik al stiekem te
roken en die betaalde je ook niet altijd. Je
moest toch iedere week te biecht. Virginia
4 was mijn merk en koste
toen 75 cent per pakje van
18 stuks. Wel nam ik altijd
de goedkoopste.
In die tijd heb ik ook leren
banden plakken want dat
kwam ook regelmatig voor
met die fietsen. Veel goed
geasfalteerde wegen had je
toen niet. De kabel, nu
Beukenlaan, en de killen za
ten vol gaten die de mensen
die er aan woonden vulde
met allerhande rommel, zo
als de asla van de kachel en
daar zat nogal eens een spij
ker tussen of wat glas wat natuurlijk niet
verbrand was. Want alles wat maar bran
den wilden gooide ze in die tijd in de ka
chel. Na de bakfiets kwam er een pony
met een tweewielige kar en weer later een
autootje. Met die pony heb ik ook heel
veel mee gemaakt.
Dat beestje kon toch hard draven. Dat
deed hij alleen op de terugweg naar huis
want als we van huis vertrokken dan had
hij alle tijd en moest je hem regelmatig
met de stok aan sporen om wat harder te
lopen. Hij wist wel iedere klant te vinden.
Je hoefde bijna nooit aan de leidsels te
trekken om halt te houden.
Als kruidenier hadden mijn ouders nooit
vakantie. Maar tijdens de grote schoolva
kantie gingen we soms met z'n allen een
dagje naar de Bedriegertjes in Bergen. Zie
je het al voor je met pakweg 10 kinderen?
Vader met de transportfiets met twee kin-
fil»o k&i$i' ft
deren voorop, een kind op de stang en dan
nog twee kinderen op de verlengde baga
gedrager achterop. De andere vijf op de
ponykar met de nodige tassen met brood
jes en limonade. Je was langer onderweg
dan datje in de speeltuin zat. Ik was dan
de koetsier.
De pony moest ook te eten hebben, dus
mijn vader pachtte een stuk dijk van een
kilometer of vier van de polder Heer-
hugowaard. Dat leverde voldoende gras
en hooi op. De hokken waar de beesten in
stonden moesten ook dagelijks of om de
twee dagen schoon gemaakt worden en
die mest moest ik dan weer
om de maand over de dijken
verspreiden.
Wij hadden thuis ook nog
een broedmachine. Daar gin
gen volgens mij zo'n vier
honderd eieren in. Als na een
paar weken de kuikens kwa
men dan werden de hennen
verkocht en de haantjes gin
gen direct als voer naar de
varkens, levend en wel want
dat was in die tijd heel ge
woon. Nu moetje er niet aan
denken om het zo te doen.
Mijn vader gebruikte in die tijd de uit
drukking "heen en terug aan de vracht
jongens"en dat betekende datje nooit met
lege handen moest lopen. Of je nu van ta
fel ging of in de winkel vakken moest
vullen, altijd was er wel iets wat wegge
bracht of gehaald moest worden en dus
liep je niet met lege handen heen en weer.
De lagere school had ik met goed gevolg
afgerond. Het belangrijkste in die tijd was
datje voor catechismus en gedrag een 8
of een 9 haalde. Als de rest net voldoende
was dan was het wel goed. Als je maar
over ging. Ik mocht als eerste uit het ge
zin doorleren en ging naar de uloschool
Sint Jozef in Alkmaar. Alle dagen met de
fiets, zo'n 30 kilometer per dag. Maar ik
had geen talenknobbel, dus bleef ik het
eerste jaar zitten op twee vijven voor
Duits en Frans. Moest toen gelijk weer
meioii o&r<& 5prc--<utn roe.