kon ik niks meer. Helemaal niks. Ik was
levend dood."
Kuren
Een jaar in Alkmaar. De vier kinderen -
Henk, Afra, Ans en Jos - waren bij familie
ondergebracht. Jaap bezocht haar alle da
gen. Aggie onderging diverse kuren. Haar
hersens moesten tot
rust komen.
Met zuster Ammerlaan
kon zij goed opschie
ten. Zij was hoofd van
de psychiatrische afde
ling. „Voor haar maak
te ik de bedden
schoon. En soppen,
dat leidde af."
Tussendoor werd
Carla geboren. „Na de
kraamtijd ging Carla
naar mijn zus Trien.
Die heeft een jaar lang voor haar gezorgd.
Het was moeilijk voor haar toen Carla
weer naar mij ging."
Twee dagen is Aggie zoek geweest, nadat
ze zich niet kon verdrinken. „Het was ijs
koud, ik was op het paviljoenterrein in
een tentje gekropen. Politiemensen met
honden vonden mij niet. Daarna kroop ik
weg in een tuin. Van mij mocht ik er ver
rotten, niks kon mij meer schelen. Ik had
heel rare gedachten."
„Zuster Ammerlaan was heel ongerust. Zij
huilde van vreugde, toen ik was gevon
den. Ik stond heel dicht bij haar. We hiel
den later contact. Zij heeft onze John vast
gehouden bij de doop." Aggie schiet in de
lach. „Bij de doop van John zei onze
Afra, die was toen 5, over zijn vingertjes:
'Dat zijn kleine slaboontjes'. Dat vergeet
ik nooit."
Lourdes
„Weer terug in het Zenuwpaviljoen zei ik
tegen vader: 'Als ik ooit beter word, wil ik
naar Lourdes. Dat is gebeurd, dertig jaar
geleden." Dertig jaar geleden maakte
Aggie haar eerste reis naar Lourdes. Uit
dankbaarheid, om weer beter te zijn. Er
zouden meer reizen volgen.
Tien jaar later volgde opnieuw een moei
lijke periode en keerde Aggie terug naar
in het Zenuwpaviljoen. „Voor twee we
ken, uit voorzorg. Anders was ik stapel
gek geworden, vertelde de zenuwarts."
Niet mis wat Aggie in die jaren heeft
meegemaakt. Hoe
heeft zij dat door
staan? „Mijn geloof.
Daar heb ik heel veel
aan te danken. Mijn
geloof heeft mij
kracht en sterkte ge
geven bij alle moei
lijkheden. Dat is nog
steeds zo."
Rozenkrans
„Nadat vader in 2003
is overleden, bid ik el
ke dag de rozenkrans. Op de bank, 's mid
dags na het eten. Dan heb ik de rozen
krans in mijn handen. Dan bid ik voor
mijn kinderen, kleinkinderen, de zieken in
de parochie, overledenen. En voor onze
ouders. Ik neem de rozenkrans ook altijd
mee naar bed, maar ik bid 'm niet in bed.
Ik bid 'm niet uit, dan val ik halverwege
in slaap."
Het geloof betekent veel voor Aggie. Hoe
is dat bij haar kinderen? „Zij beleven het
geloof heel anders. Een voorbeeld: lang
niet alle kleinkinderen zijn gedoopt. Eerst
heeft mij dat pijn gedaan, heel veel. Nu
heb ik mij daar bij neergelegd. Ik heb het
voorbeeld gegeven, heb gedaan wat ik
kon. Meer kan ik niet doen. Alle kinderen
zijn mij even dierbaar. En mijn kleinkin
deren ook. En ik ben heel dankbaar als ik
denk aan mijn kinderen en kleinkinde
ren."
De rozenkrans bidden, dat deden Aggie
en Jaap in de eerste jaren van hun huwe
lijk altijd. Alle dagen. Op knieën, vlak
voor het slapen. Langzaam vervaagde de
rozenkrans bidden. Hoewel Jaap heel ge
lovig was."