"DOORLEREN" OF "OP STUDIE GAAN" Veel veranderingen R.K. kerkelijk leven en onderwijs 11. In het Noord-Hollands Dagblad van 7 februari 1959 lezen we, dat de industrialisatie van Heerhugowaard zo moet worden geleid dat ze een stimulerende invloed uitoefent op de scholingsbereidheid. In het betreffende artikel aan gehaalde KASKI- rapport (Katholiek Sociaal Kerkelijk Instituut) wordt de vraag gesteld of intellectuele capacitei ten van sommige jongens wel voldoende tot ontwikkeling worden gebracht. De deelneming van meisjes aan het voortgezet onderwijs is niet rooskleurig. Slechts 19,7% van de meisjes tussen 12 en 20 jaar volgde voortgezet onderwijs. Het landelijk ge middelde was bijna 30%. "Er zijn plannen tot oprichting van een katholieke ULO school in Heerhugowaard. Voor het gemeentebestuur ligt er dus een grote taak". Tot zo ver de krant. In 1959 kwam de ULO er, in een semi permanent gebouw aan de Molenweg, hoek Middenweg, onder leiding van de heren H. Huits (directeur) en J. Tamis. In die tijd, zo'n halve eeuw geleden, was het meer uitzondering dan regel, dat kin deren na de lagere school aan een langere vervolgopleiding begonnen. Na de zesde klas (nu groep 8) gingen de meisjes naar de VGLO (Voortgezet Gewoon Lager Onderwijs) of naar de Huishoudschool. De jongens gingen naar de Tuinbouwschool of de Ambachtsschool om daarna zo gauw mogelijk thuis in het bedrijf mee te werken of in loondienst te gaan. Slechts enkelen gingen naar de ULO (Uitgebreid Lager Onderwijs) in Alkmaar. Dat heette dan "doorleren". Van iedere 6e klas gingen er ook wel een paar jongens "op studie". Dat betekende, datje dan naar het seminarie ging en 12 jaar moest studeren om priester te worden. Je zou dan later b.v. naar de missie kunnen gaan als missionaris of als kapelaan (eventueel later als pastoor) gaan werken in een parochie. Door diverse oorzaken voltooiden niet alle jongens zo'n lange studie. Ze kwamen weer thuis, meestal wel met voldoende diploma's om een an der beroep te kunnen kiezen. Ooit telde Nederland ruim 50 seminaries. De meeste zijn opgeheven in de jaren '60 van de vorige eeuw. Priesterzonen De Dionysiusparochie heeft heel wat priesterzonen voortgebracht. Zo wordt een priester genoemd die uit een parochie is voortgekomen en na zijn studies door de bisschop, vaak samen met andere priesterstudenten, gewijd is in de kathe draal of in de kloosterkapel. Aansluitend deden ze dan op de zondag daarna hun eerste H. Mis in de eigen parochiekerk. Verschillende priesterzonen hebben hun eerste H. Mis opgedragen in de Dionysiuskerk. Om enkele namen te noemen: Th. Wijnker 1904 Mgr. J. Wester 1919 Corn. M. Klaver 1932 J. van Diepen 1933 Th. van Diepen 1933 P.J. van Stralen 1939 S. Smit 1939 C. Bakker 1941 J. Oudhuis 1944 J. van Schagen 1946 S. Schilder 1953 J. Smit 1957 P. Kok 1957 J. Dekker 1958 L. Weel 1966 C. van Stralen 1967 Zo'n neomist (pasgewijde priester) werd plechtig ingehaald in de parochie. De feestmuziek van de R.K. Fanfare "Hou en Trouw" klonk langs de Middenweg. Een lange stoet van bruidjes, gidsen en ver kenners, kortom alle jeugdverenigingen, geflankeerd door herauten te paard, bege leidden de jonge priester naar de kerk, omringd door een grote mensenmassa. Het kerkinterieur was versierd met geel witte guirlandes en rijk gedrapeerd met vaandels en bloemen. Feestelijk gebeier Tekst en beeld: Annie Tamis-Laan

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Overhaal: historisch magazine Heerhugowaard | 2009 | | pagina 13