PTT
len, die af en toe gedicht werden met
grove sintels uit de kolenkachel. Dat was
niet zo best voor de fietsband.
We hebben in deze moderne tijd
goed beveiligde geldtransport
wagens. De postbode uit die ja
ren fietste rond met een buidel
met poen. De kinderbijslag en
AO W-uitkeringen werden con
tant in b.v. de keuken of bijkeu
ken uitbetaald. Nu horen we de
kreet AOW. Toen spraken de ou
deren over "Ik trek van Drees".
Drees was de minister die de gangmaker
was van de Ouderdomsvoorziening. Daar
er vroeger heel grote gezinnen waren
moesten er flinke kinderbijslagbedragen
uitbetaald worden. De moeders toonden
hun blijdschap en sprongen bijna om je
nek. Ik kreeg meestal een gulden fooi.
Dat was pittig geld in die tijd.
"Arie doe je broek maar uit"
M'n vader, Arie Zut, was ook postbode
en heeft dit jaren met plezier gedaan. Hij
hield nou niet direct van honden. Hij was
eens door zo'n viervoeter bij de naad van
zijn broek gepakt. Van beneden tot boven
losgerukt. Wat nu? De vrouw des huizes
zei: "Arie doe je broek maar uit, dan naai
ik hem effies op de trapnaaimachine".
Daar er niet veel winkels in de Waard wa
ren, werden er diverse spullen en kleding
bij postorderbedrijven besteld. Wij als
postbode mochten deze artikelen bezor
gen. Zo ook mijn vader. Hij had een pakje
in zijn fietstas voor een mevrouw. Hij
ging achterom, dat was normaal in die
tijd, Hij gaf een brul bij de achterdeur. De
vrouw kwam bij de deur, nam het pakje
aan en zei: "Arie, ik zal effe geld voor je
halen". Dit duurde erg lang. Mijn vader
stond maar te wachten. Daar kwam ze
met de buurvrouw. "Arie ik heb deuze
jurk past, maar buur Trien en ik vinden
hem krappig. Stuur de jurk maar terug en
misschien hebben ze op het postkantoor
wel een beetje lijm om het pakje dicht te
plakken".
Ik had ook een collega en die ook niet di-
reet fan van een hond was. De groene bui
tenbus aan de weg bestond nog niet. Hij
moest bij een boerderij, die een stukje van
de weg stond, een aangetekende brief aan
bieden. Hij bleef aan de weg en
dacht "volgens mij hebben ze
hier een hond". Hij belde met
zijn fietsbel dat het een lust
was. De boer en boerin hoorden
de fietsbel niet. Toen maar een
brieije tussen de poort. "U kunt
vanmiddag een aangetekende
brief ophalen bij het loket van
het postkantoor". Aan dit ver
zoek werd gehoor gegeven. De boerin zei
wel tegen het meisje achter het loket:
"Wil je tegen de postbode zeggen dat de
hond al vijfjaar dood is."
Als postbode was je getooid met een
mooie pet met gladde, glimmende klep.
's Middags moest de zgn. tweede bestel
ling rondgebracht worden. Dan was het
's avonds rond zes uur best donker in de
winter. Straatverlichting was erg gering.
De fietser zonder licht nam de pet met
klep wel eens vanuit zijn ooghoeken waar
en dacht "oh, jee, een politieagent en
stapte af tot de "agent" voorbij was en
zei: "Barst, ben jij het Co, ik dacht dat het
een agent was".
Mensen hadden ook nog geen telefoon,
laat staan een mobieltje. Ze lieten de post
bode vaak als koerier fungeren. Ze vroe
gen b.v.: "Post, heb je ook post voor bak
ker Rood?". De postbode zei: "Ja". "Oh,
wil je dan gelijk veertig taartjes bestellen,
want Pa is morgen jarig".
De vaders waren ook vaak op het land of
naar de baas, want er moest toch brood op
de plank komen. De maandag was de
wasdag; dat hield in, dat de grote zware
wasketel op de gaspit getild moest wor
den. Dus maar effies wachten op de post,
dan ken hij effe helpen tillen
Uit deze postale tekst blijkt dat de postbo
de een zeer functionele functie had, mis
schien was de bode wel een klein dorpsfi
guurtje.
Logo van de PTT
in 1957
ns;