JE ZIET ZE NIET MEER
Toen ik vorig jaar weer eens een bezoek
bracht aan het Westfries Museum in
Hoorn zag ik daar op het pleintje tussen
de toegangspoort en de ingang van het
museum een ouderwetse bakkerskar staan.
Veel ventende broodbakkers en andere
middenstanders hadden vroeger zo'n smal
en vrij licht wagentje in gebruik. In wezen
was zo'n karretje zo iets als een mooi ge
timmerde, langwerpige en blank gelakte
kist met een goed sluitend deksel op twee
ranke wielen voorzien van 'ijzeren ban
den'.
Dit soort wielen, groot en klein, werd
vroeger voor tal van voertuigen gemaakt
en daarbij bestond het bouwmateriaal voor
verreweg het grootste deel uit hout. De
houten spaken werden in de neut (houten
naaf) geplaatst en verbonden met de gebo
gen gedeelten van de cirkelvormige wiel-
Driewielerkar in muse- rand. Zo vormden deze onderdelen teza-
wn Jan Lont op men het grootste deel van het wiel. Dit
Wieringen gehele samenstel van houten onderdelen
werd uiteindelijk bijeen gehouden door
de daar omheen aangebrachte, relatief dik
ke 'ijzeren band', het eigenlijke 'loopvlak'.
Het harde en sterke loopvlak maakte dat
de kar of de wagen op de 'harde weg' rela
tief 'licht liep', dat wil zeggen dat de rol-
weerstand vrij gering was.
Het maken van deze ouderwetse wielen is
wellicht het moeilijkste van het gewone
wagenmakersvak. Hoe het ook zij, wielen
waren er in het verleden, net als nu, in
soorten. Het maakte immers nogal wat uit
of een wiel bestemd was voor een deftige
sjees of voor een kruiwagen! Er was dan
ook afhankelijk van de constructie en het
gebruikte bouwmateriaal, voor elk type
wiel weer een verschillende kostprijs.
Als er met karren zware vrachten moes
ten worden vervoerd, dienden de wielen
van de voertuigen daarop berekend te zijn.
De wielen van zulke wagens moesten im
mers ook bestand zijn tegen bepaalde hin
demissen, vooral die in de vorm van ver
raderlijke karrensporen op slechte wegen
en landpaden.
In dit artikel echter wilde ik het niet zo
zeer over wielen hebben, al zijn die dus
erg belangrijk, maar eerder over waar ze
deel van uitmaken, namelijk over wagens.
In De Overhaal van november 2004 heb
ik al eens een stukje geschreven onder de
titel 'Boerenwagens'. Daarin gaf ik specia
le aandacht aan de ouderwetse boerenwa
gen met hun karakteristieke grote wielen
en smalle laadbak. Dit naar aanleiding van
de schenking aan het Poldermuseum van
een prachtig model van dit historische wa
gentype, door een inwoner van
Heerhugowaard. In dit artikel nu wil ik
iets schrijven over een boerenkar die op
menig agrarisch bedrijf, zeker in West
Friesland, tamelijk populair is geweest bij
zowel de rundveehouders (de 'koeboeren')
als de tuinders die vollegrondsgroente
teelden. Die boerenkar was de zogenoem
de driewielerkar ('druuldekar' in het West
fries) Dit was een grotendeels houten, niet
al te grote en zeer wendbare boerenkar. Ze
hadden een klein voorwiel aan het voorste
Tekst en beeld: Ton Schotten