Brandstoffen
De olieboer kwam petroleum bezorgen.
In veel gezinnen was geen gasfles of aan
sluiting en werd het eten gekookt op een
één-, twee-, drie- of vierpits "peterolie
stel", zoals men dat zei.
In een bakblik werd er zelf thuis brood
gebakken op zo'n stel. Om alles warm te
houden werden er wel eens kranten over
heen gelegd, wat eigenlijk zeer brandge
vaarlijk was. Sommige mensen zetten op
zondagavond in de schuur de wasketel
ook overdekt met kranten, op een bran
dend petroleumstel, vol met kleren, die
maandag gewassen werden. Dat was de
zogenaamde "voorwas".
Een oliestel bestond uit 3 delen.
Onderaan een metalen bak met "petero
lie", afgesloten door een soort deksel,
waaruit katoenen lapjes hingen, die de
olie opzogen. Die doordrenkte "kousjes"
kon je met een wieltje via een gleuf om
hoog draaien en dan aansteken met een
lucifer. Het geheel werd afgedekt met een
rond bovenstuk, voorzien van een klein,
rond raampje. Daardoor kon je zien hoe
hoog de vlam stond. De stellen waren er
in de kleuren blauw, crème, groen en gra
niet.
Een onmisbare man was ook de brand-
stoffenboer (we noemen Gert Jak, Jo
Komen, Cor Sijs). Ieder huis had een ko
lenhok waarin eierkolen, antraciet of cok
es gestort kon worden om in de winter de
kachel brandende te houden.
Bestellingen, in de zomer gedaan, waren
goedkoper. Turven en briketten werden
opgestapeld in de schuur.
De meeste huizen hadden "centrale" ver
warming, d.w.z. één centrale kachel in de
huiskamer. Alleen dat vertrek werd ver
warmd; de rest van het huis was koud.
Iedere morgen moest de kachel aange
maakt worden, de as opgeruimd en de
omgeving schoongeveegd. Met een voch
tige krant om een turfje kon het vuurtje 's
nachts smeulende worden gehouden. Het
duurde wel even voor het op een koude
winterdag in huis wat behaaglijk werd.
Vandaar dat de kinderen een borstrokje
droegen. Dat was een soort T-shirtje, ge
breid door vader of moeder, dat als extra
onder de kleren werd gedragen.
Omdat er in de hele woning maar één ka
chel stond, werd die ook gebruikt om bij
slecht weer kleren te drogen. Er stond
dan een houten, inklapbaar hekje om de
warmtebron, vol met wasgoed, b.v. luiers.
Je trof dan een vochtige, broeierige sfeer
aan. De huiskamer leek dan op een sauna
met beslagen ramen, want na de wringer
moest de kachel het droogproces afma
ken.
Bezoek aan huis
Verder werden de huis
moeders "vereerd" met een
bezoek van de meteropne-
mer, de rekeningenloper,
de huurophaler, de zieken
fondsbode, de scharen
sliep, de schillenboer en
de "kassiesventer" die
elastiek, garen en veters
verkocht.
Als je kleding had voor de
stomerij, kon je een kaart
voor het raam zetten van
de fa. Krom uit Alkmaar.
De bedrijfsauto kwam de
kleren, b.v. mantels, opha
len en thuisbrengen.
Heerhugowaard had
veel grote gezinnen.
Het was dan ook altijd
druk op het consultatie
bureau in café v.d.
Heiligenberg. Dokter
Th. Herckenrath, huis
arts in H.H. W. van
1948 - 1953 bespreekt
baby Gerard Brink.
Linkswijkverpleegkun
dige Mies van Puyvelde