MET HET PEERD NEI DE SMID Zoon Jan gaat met Bruin op stap Op een koude mistige ochtend in februari 1947 zei Adriaan Groen tegen z'n oudste zoon Jan: "Je moste deimie maar efkes met het peerd nei de smid gaan, want hai heb z' n iene achteroizer strooid en het are zit los! Je bloive d' r maar op wachte ok, want zo gauw as ie klaar is moet ik nag met een vrachie weg!" Jan, een jongen van een jaar of elf, twaalf, kwam meteen overeind en trok z' n jas aan want met het paard naar de smid gaan was het mooiste sjouwtje dat ie bedenken kon. Hij deed de deur van de paarden- schuur open, ging naar binnen en zei, toen hij dier een touw aan zijn halster bond: "Kom op Bruin, we moete nei de smid!" Bruin leek wel niet veel zin te hebben met dit weer de stal te verlaten, maar even la ter liepen ze toch buiten op de weg. Jan probeerde Bruin in een sukkeldrafje te krijgen want al woonde de smid, Gert Ens, achter in het Verlaat niet zó ver weg, het was vies koud weer, dus hoe eerder ze er waren hoe liever. Opeens kwam er een au to met wild flapperende dekkleden langs waardoor Bruin van schrik even begon te steigeren, maar Jan hield het touw dicht bij het paard z' n kop stevig vast zodat er verder niks gebeurde. "Zo, was je deer?" zei Gert de smid, die hem al had zien aankomen en de deuren van de smederij gelijk open deed. "Kom maar op met het beist, den ken de deur dicht want de zeumer komt er nag niet in!" Hij nam het touw van Jan over en trok Bruin voorzichtig de travalje in, want hij wist wel dat veel paarden er een hekel aan hadden zo krap tussen die houten pa len in te staan, waar ze geen kant op kon den. Toen ze het dier er goed en wel in ge manoeuvreerd hadden, bond Gert het touw vast aan een haak die aan de zolder hing en schoof vlak achter de achterpoten van Bruin een stevige ijzeren stang door de beugels die aan beide kanten van de travalje zaten. Ziezo, de klus kon begin nen. "Het binne enkeld de achteroizers dink?" vroeg Gert, zonder het zware sjek kie dat hij in z'n mond had eruit te halen. "Ja" zei Jan, de ien heb ie strooid en die are zit los!" "Ja, dat leste hoefje moin niet te vertellen, grommelde Gert, "dat hoorde ik al voif menute voor je hier wazze.!" Hoe kin dat nou, docht Jan. Zou vader onderhand ok nag opbeld hewwe? Voet op! Maar omdat Gert wel niet al te best ge stemd leek, hield hij z' n mond maar. De smid pakte een dik touw, pakte een ach terpoot van het paard, klakte met z' n tong en riep; "Voet op!". Bruin tilde lang zaam z'n poot op en Gert bond hem di rect met het touw aan de ijzeren beugel vast. Daarna pakte hij een nijptang, ha mer en kapmes en begon met een smal ij zeren mes waar geen handvat aan zat, de paardenhoef schoon te krabben. Jan deed z' n handen in z' n zakken en keek op z' n gemak de smederij eens rond. In het mid den had je de ijzeren bak van het smids vuur met een grote kap er boven. Het vuur leek nauwelijks te branden, maar toen Gert er met een haak wat in rommelde en met een beugeltje de elek trische aanjager aanzette, werd dat al gauw anders. Er begon een hoge fluittoon te janken, er kwam stof uit het vuur om hoog en even later zag je de vlammen verschijnen die met kleine scherpe punt jes naar boven geblazen werden. Onder de vuurbak was een ondiep kelder tje waarin de smeedkolen lagen. Gert nam met een oude panschop, waarvan het blad en het handvat helemaal afgesleten wa ren, er een schepje uit en gooide de kolen op het vuur. Naast het vuur stond, op ijze ren poten,een flinke bak met water dat bedoeld was om daarin de gloeiende ij zers wanneer die gereed waren te doven. In die bak stonden wel vijf zes verschil lende grote tangen met allemaal gelijke handvaten, waarvan Gert door de jaren Tekst: Siem de Haan

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Overhaal: historisch magazine Heerhugowaard | 2006 | | pagina 9