DE WAARD IN WINTERTOOI
46.
Dat waren nog eens winters
Het is al avond en een felle noordooster
blaast over de polder. De iepen langs de
Middelweg laten de maan door hun koude
takken gluren. Het water van de sloten
langs de weg is al enkele weken lang in de
ijzeren greep van Koning Winter. Verstijfd
tot een decimeter dikke ijslaag biedt deze
nauwelijks ijspret meer voor de jeugd, die
vooral geniet van de eerste vorstdagen als
er nog te "schossentrappen"valtDat is de
sport om zonder een nat pak te krijgen
over een aantal losliggende "schossen" te
lopen en zo het vaste ijs of de overkant
van de sloot te bereiken. Die pret is allang
voorbij en zelfs het schaatsen op de bevro
ren sloten vindt weinig aftrek meer: de
winter duurt te lang.
De maan werpt een vreemd
licht op de spiegelende ijslaag
in het midden van de sloten.
De Middelweg was toen op
veel plaatsen nog omgeven met
vaarsloten, waar 's winters de
kool door vervoerd werd. Een
ijslaag, die aan de kanten over
gaat in elkaar overlappende,
roomwit gekartelde, overlopen
van opborrelend kwelwater. Is er veel
overloop, dan gaat het gauw dooien, zeg
gen de oudere mensen, want dat is een be
wijs dat de grond gaat werken. Blijkbaar
geldt deze wijsheid alleen voor het voor
jaar, want het is nu al de derde vorstperio
de in het jaar en er zijn veel halfronde ge
kartelde "kwabben" aan de slootranden te
zien en de dooi is nog ver weg. Koning
Winter houdt voorlopig nog zijn greep op
deze polder en sneeuw is er ook niet te
verwachten, zodat polderbaas Machielsen
niet behoeft te malen. Wat waren we
kwaad op hem, als hij de ijslaag in tweeën
gebroken had door het water er onder weg
te malen!
Als je niet op de wind let en niet teveel
gefascineerd bent door de met sterren be
zaaide hemel, hoor je van verre al het
klepperen van twee paar klompen. Twee
jongens van 14 en 15 jaar lopen met een
melkemmertje in de hand in de alles door
dringende vrieskou. Ze hebben de kraag
van hun jassen hoog opgetrokken en beu
ken zo nu en dan de armen om het lijf om
de bloedstroom in hun koude handen te
activeren.. Ze gaan over de Buurt tot aan
de overkant van de Hervormde Kerk, waar
een oom een aantal koeien in een stal heeft
ondergebracht. Het is winter en volle melk
is een schaars artikel geworden in het der
de oorlogsjaar. In de stal gekomen, voelen
ze de vochtige warmte van de koeien en
al gauw moeten ze een deel van hun kle
ding losmaken. De neef die de zorg heeft
over het vee, vult hun alumini
um emmertje boordevol met
verse melk en dan gaan de jon
gens weer huiswaarts.De afre
kening zal vader later wel
doen. De maan wandelt met ze
mee door de takken van de bo
men.
In huis snort de kachel behaag
lijk en een aangename warmte
doet hun vingers tintelen. De melk blijkt al
halfbevroren als moeder het emmertje
leeggiet in een pannetje op de kachel. Er
zijn gelukkig nog kolen te krijgen al hoe
wel gerantsoeneerd. Jak, de kolenboer,
weet altijd nog wel een lading van een ko
lenboot aan de Westdijk te bemachtigen.
"Maar als de winter nog lang duurt, mees
ter, zal het wel gauw over zijn," waren zijn
laatste woorden bij het ingaan van de win
ter. De Westerringvaart blijft door de
scheepvaart altijd langer open dan de ring
vaart aan de Oostzijde van de polder, waar
aan de Draai in de namiddag de paartjes
hun rondjes draaien. De ijsbaan wordt
schoongeveegd door wat jongens van de
Draai. Ze verdienen er een paar stuivers
mee, maar de meeste schaatsers zijn niet
erg vrijgevig. De jeugd vermaakt zich met
Tekst: Kees van Leeuwen
Polderbaas Machielsen