ALLES OP STOOM Oude begrippen worden nog steeds gebruikt Het is al meer dan twee eeuwen geleden dat de mensen ge bruik leerden maken van de kracht van stoom. In 1877 werden stoomgemalen in gebruik genomenvoor het droog- houden van de polder Heerhugowaard. Meer dan tweehonderd jaar geleden wer den de nog vrij primitieve stoommachines voornamelijk gebruikt bij de mijnbouw, met name in Engeland. Ze vormden daar veelal de krachtbron voor de talrijke pom pen die nodig waren om het grondwater dat het werken in de mijnen vaak behoor lijk lastig maakte, af te voeren. Bij deze 'oer-stoommachines' werd de arbeids kracht (het vermogen) verkregen door hete stoom die men binnen gebracht in een ijzeren cilinder waarin een beweegbare zuiger paste, die eventueel verbonden was met een krukas en een vlieg wiel, met koud water af te koelen. Zo werd een zo genoemde werk- slag tot stand gebracht. Als de waterdamp weer gewoon water wordt, ontstaat er namelijk in een gesloten ruimte een vacuüm (on derdruk) en kan men dus gebruik maken van de gewone, de zoge naamde atmosferische luchtdruk De kracht van de gewone luchtdruk kan men in de praktijk op allerlei manieren bemerken en ook toepassen. Ik denk dan aan zuignappen, deksels van jampotten en inmaakglazen aan het vacuümtrekken bij een halflege wijnfles en niet te vergeten aan de pomp voor de melkmachine. Eeuwen geleden demonstreerde de burge meester van de Duitse plaats Maagdenburg al hoe groot deze luchtdruk wel niet was door te laten zien dat twee spannen paarden niet in staat waren de twee helften van een koperen bol die men vrijwel luchtledig had gepompt, weer los van elkaar te trekken! In de tijd dat ik nog in het voortgezet on derwijs werkte en bij de lessen in natuur kunde op zeker moment de onderwerpen lucht- en kwikdruk, atmosfeer en barome ter aan de orde kwamen, deed ik nogal eens de proef met het olieblik. Die ging als volgt: ik deed dan in een leeg en schoon motorolieblik (van circa vijf liter) een laagje water. Dit water bracht ik (in het blik zonder schroefdop) even aan de kook zodat het blik volledig met stoom werd gevuld. Daarna werd het blik (na van de brander te zijn gepakt) met de dop er weer op 'koel' weggezet. En dan ge beurde het. Want al gauw begon dan het blik een beetje te 'kraken' en weer wat later spron gen er deukjes in de zijwanden en zelfs grote butsen wanneer het blik, ook hoor baar, vervormde. Het was alles bij elkaar een goed waarneembaar proces dat de meeste leerlingen met spanning volgden. Het zal dui delijk zijn wat er in feite tijdens dit proces gebeurde. De stoom in het blik werd weer water, in het blik ontstond nu een onderdruk die veel zwakker was dan de gewone luchtdruk. En deze gewone lucht druk was zó veel sterker dat het blik ging vervormen. Door bij de eerste stoommachines de cilinders afwisselend met stoom te vullen en deze weer af te koelen, bracht men zuigers krukassen en vliegwielen in beweging en draaiden de stoommachines met als drijfkracht de gewone luchtdruk. Men profiteerde daarbij op ongeveer de zelfde manier als bij de proef met het olieblik werd gedemonstreerd. Later kwam men er achter dat het veel handiger was de stoom in een gesloten ketel op druk te brengen (hoe heter de stoom, hoe groter de druk) en met deze stoomdruk de zuigers van de stoommachines in bewe ging te brengen. Uiteraard werd de kracht van de stoommachine niet alleen ten nutte gemaakt om pompen te laten werken maar elders ook om allerlei andere werktuigen en machines aan te drijven (zaagramen, scheepsschroeven, schepraderen, noem maar op). Tekst: Ton Schotten

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Overhaal: historisch magazine Heerhugowaard | 2006 | | pagina 12