46.
plaatst, totdat het hele systeem van boven-
molens, middenmolens en ondermolens
operationeel was.
De polder viel in de loop van 1630 droog.
De kavels werden verloot op 20 juni
1631. De 35 poldermolens van de
Heerhugowaard kregen al snel gezelschap
van twaalf strijkmolens. Deze molens
droegen zorg voor de afmaling van de ene
op de andere boezem. En zo zagen de ei
genaren van de jonge kavels in 1635 to
taal 47 molens in bedrijf.
De molenaars van 1789
Molenaars kwamen en gingen. Het archief
van de polder Heerhugowaard geeft veel
namen prijs. De namen van de eerste mo
lenaars van de afdelingen Veenhuizen en
Middelpolder konden niet worden achter
haald. Wel bekend is wie in 1789 op de
molens zaten. In de afdeling Veenhuizen
waren actief de weduwe van Comelis
Bruyn (de molenaarster van de bovenmo-
len), Jan Dam (middenmolen) en de we
duwe van Claas Pieters (ondermolen).
De molenaars van de Middelpolder waren
Amoveren: slopen Tames Zant (hij bemande de bovenmo-
len), Arie Komen (middenmolen) en
Claas van Schagen (ondermolen).
Er is geen uitputtend onderzoek verricht
naar de molenaars al die jaren van de mo
lens bij de Molenweg. Sommige gegevens
dienden zich bij raadpleging van het pol
derarchief bij toeval aan. Ook daaruit
bleek dat het beroep van molenaar niet
was voorbehouden aan mannen.
We zagen hierboven al twee weduwen als
molenaar. In 1812 maalde Neeltje Simons
met de bovenmolen van de afdeling
Veenhuizen. Ook haar collega op de bo
venmolen van de Middelpolder was dat
jaar een vrouw, de weduwe van Tames
Zant. De weduwe Zant werd op deze mo
len opgevolgd door Klaas Leek. Hij
maakte later plaats voor Jacob van
Schagen.
Nog acht strijkmolens over
Gaandeweg de jaren verminderde het aan
tal molens in de polder gestaag. Enkele
molens verbrandden en werden niet ver
vangen. De belangrijkste redenen voor de
teruggang waren, zoals genoemd, de ver-
vijzeling en de introductie van de stoom-
bemaling met daarna verdere verbeterin
gen.
In 1911 waren alle poldermolens verdwe
nen. Er resteerden elf strijkmolens. Acht
van deze strijkmolens bestaan nog steeds:
drie bij Rustenburg en vijf bij Oudorp.
Met een vijzel in plaats van een scheprad
kon een molen dieper malen. De opvoer-
hoogte was groter. Deze omschakeling
was financieel aantrekkelijk voor de
Heerhugowaard, die lange tijd bekend
stond als de 'Armenpolder'. Een fiks aan
tal molens - duur in onderhoud - werd
hierdoor overbodig.
Diverse molens verkeerden begin 1800 in
dusdanig slechte staat dat zij totaal ver
nieuwd moesten worden. Archiefstukken
uit die tijd geven iets prijs van de zorgen
over het onderhoud. Zo moest de onder
molen van de Middelpolder van Klaas van
Schagen in 1801 nodig een nieuwe achter-
balk worden ingestoken.
Geamoveerd*
De vervijzeling werd uitgevoerd in de ja
ren 1803-1845. In die periode liep het
aantal molens terug van 45 naar 34 (inclu
sief de strijkmolens). De afdeling
Veenhuizen en de Middelpolder verloren
beide hun middenmolen. Deze molens
werden, zoals gesteld in het polderarchief,
geamoveerd. Ze werden dan voor afbraak
verkocht. De molengangen konden vol
staan met twee trappen. Via de ondermo
len stroomde het polderwater rechtstreeks
naar de bovenmolen.
Jacob Volkers was de laatste molenaar
van de Veenhuizer middenmolen. Na de
sloop kwam hij niet zonder werk. Hij
bleef bij de polder. Jacob Volkers werd in
een andere molen van de Heerhugowaard
geëmployeerd.
Ook in de Middelpolder maakte de vervij
zeling de middenmolen overbodig. Dit be
tekende het einde van de loopbaan van
Arie Komen als molenaar. Hij wilde stop
pen.