45. Twee van de zes molens zijn na ruim an derhalve eeuw trouwe dienst verdwenen. Zij raakten overbodig bij de vervijzeling die de Heerhugowaardse polderbaas Pieter Raat liet doorvoeren in de eerste helft van de negentiende eeuw. Bij deze operatie werd het scheprad vervangen door een vijzel. Daardoor kon de polder toe met minder molens. De vier andere molens werden gesloopt nadat in 1877 de stoombemaling zijn in trede had gemaakt in Heerhugowaard. Het stoomgemaal aan de Huygendijk, het hui dige Poldermuseum, nam de windbema- ling volledig over. Op een topografische kaart van rond 1900 is geen enkele molen te zien nabij de Molenweg. Ook de mo- lenkolken werden overbodig. Nog heel lang herinnerde de kavelstructuur ter plek ke in het weiland duidelijk zichtbaar aan de vroegere plek van de molens. De kolken wijzen op verschil in taak van de verdwenen molens. De kolken dienden om opgemaald polderwater tijdelijk op te slaan, totdat het water kon worden uitge slagen. Nabij de Molenweg stonden drie type mo lens, van elk twee stuks: ondermolens, middenmolens en bovenmolens. Deze trapsgewijze bemaling was nodig om de polder tijdig te kunnen verlossen van haar overtollig water. De twee bovenmolens loosden uiteindelijk het polderwater op de boezem. Dit was aanvankelijk het aan grenzende Berkmeer; na de drooglegging van dit meer in 1636 was de ringvaart van de nieuwe buurpolder de boezem. Via de Raakmaatsboezem werd het polderwater via de Langereis afgevoerd naar zee. Voddenweg De Molenweg - die om onduidelijke reden in de volksmond lang de Voddenweg werd genoemd - neemt een bijzondere plek in de waterstaatkundige historie van de polder Heerhugowaard in. De weg grenst aan drie zogeheten polderafdelin gen. Bij de drooglegging is de Heerhugowaard verdeeld in acht afdelin gen. Elke polderafdeling had zijn eigen molens. Deze onderverdeling had te ma ken met sterke verschillen in hoogtes. De polderafdelingen Veenhuizen, Middelpolder en Berkmeerdijk grensden voor een deel aan de Molenweg. Al deze afdelingen kenden voor de vervijzeling in de eerste helft van de negentiende eeuw elk drie molens. De molens van de afde lingen Veenhuizen en Middelpolder ston den aan of nabij de Molenweg. 'Onze' zes molens behoorden tot de 35 molens waarmee de Heerhugowaard uit eindelijk is drooggelegd. In 1625 hadden de Staten van Holland en Friesland oc trooi verleend voor de droogmaking. Er was aanvankelijk, in 1628, besloten tot de bouw van 24 poldermolens, verdeeld over acht gangen die elk het water in drie trap pen moesten uitslaan op de ringvaart. Begin 1628 werd al hard gewerkt aan de ringdijk en ringsloot. Er werden uiteindelijk elf gangen van drie molens gezet, plus daarbij twee molens voor extra laag gelegen landerijen. Dat waren de Oterleker Staartmolen en De Kilmolen (eveneens een staartmolen). Naarmate het waterpeil tijdens de droog- maling daalde, werden er trappen bij ge- De zes molens aan en nabij de Molenweg staan duidelijk op deze kaveikaart van de Heerhugowaard uit 1631. De Molenweg loopt van de Middenweg (onder) naar de Plempdijk langs de nog niet drooggeleg de Berkmeer (boven). In de uiterste hoek Plempdijk-Molenweg de bovenmolen van de Middelpolder. Daaronder de midden molen van de Middelpolder. Schuin achter de boven molen van de Middelpolder staat de bovenmolen van de pol derafdeling Veenhuizen. Met daaronder de mid denmolen van Veenhuizen en vervol gens de ondermolen van Veenhuizen. Helemaal onder aan de Molenweg nabij de Middenweg de onder molen van de Middelpolder. EER xt

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Overhaal: historisch magazine Heerhugowaard | 2005 | | pagina 47