OVER OVERHALEN, OVERTOMEN OF WINDASSEN Alkmaar als spin in web bij vervoer over weg en water Wie kent nog het kinderrijmpje: Schuitje varen, theetje drinken, varen we naar de overtoom, drinken er zoete melk met room.. Maar weet iedereen nog wat een overtoom is? Ze stonden vroeger overal, niet alleen in het polderlandschap, maar ook in de steden. We gaan terug naar de periode van de tiende tot de twaalfde eeuw, toen hier in Noord-Holland de eerste dij ken werden opgeworpen tegen het stijgende zeewater. Een effectief middel om het water buiten de deur te houden. Dijkenbouw heeft echter ook een keerzijde. Het vormt een belemmering voor de scheepvaart. Er werden wel sluisjes in de dammen en dijken aangelegd, maar wanneer het water aan weerszijden in hoogte verschilde, konden de sluisjes niet open voor het scheepvaartverkeer, omdat an ders het hogere buitenwater de polder zou binnen kolken. Pas in de veertiende eeuw verschenen de in aanleg veel duurdere schutsluizen die doorvaart van schepen wel mo gelijk maakten. Schutsluizen bleven zoals sluizen, hoewel minder, als nadeel houden dat met het doorsluizen van schepen ook water de polder binnenkwam. De oplossing hiervoor bood de 'over toom' of 'overhaal'. Men sprak ook wel van een 'overdracht' of een 'windas'. De 'overtocht ende windoes' te Schiedam wordt in een brief uit 1299 een 'oover' genoemd. Een overhaal be stond uit een glad de houten helling, of uit een set rol lers, aan weerszij den van de dijk helling, met een windas op het hoogste punt bo ven op de dijk. Schepen konden met een kaapstander of lier omhoog gehaald worden de dijk op, om dan aan de andere zijde weer neerge laten te worden. Boten werden op deze wijze, zogezegd overgehaald. Het woord 'toom' (van overtoom) komt van het werkwoord 'tijgen', dat afkomstig is van het middeleeuws Nederlandse woord 'tien', hetgeen trekken betekent. Mankracht Holland heeft met zijn vele polders en sloten, die onderling vaak een zeer ver schillend waterpeil hadden, tientallen overhalen gekend. Op de belangrijkste dammen, zoals die in Amsterdam, Zaandam en Spaarndam, moet al zeer vroeg een overtoom gestaan hebben. Hij was herkenbaar aan de twee verticaal op gestelde raderen of 'wielen', die met el kaar verbonden waren door een as. Door de wielen te draaien, werd een kabel op gewonden waarmee de boot omhoog ge trokken werd. Op oude kaarten zien we overhalen getekend als twee achter elkaar geplaatste wielen. Zeventiende eeuwse prenten laten zien dat dergelijke raderen zo groot konden zijn dat er een man in kon lopen, die daarmee het rad in beweging bracht. Bij kleine overha len werd de kabel opgewonden door een spakenwiel met handkracht rond te draaien. De kabel in de vorm van een lus werd achter de schuit gelegd. Door het winden kwam de boot naar boven. Op het hoogste punt van de overhaal werd de lus om de voorsteven gelegd en liet men de schuit weer afzak ken. Het afwinden zorgde ervoor dat de schuit niet te snel te water werd gelaten. Tekst en beeld: Henk Komen Overhaal met molen. Prent 18e eeuw

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Overhaal: historisch magazine Heerhugowaard | 2005 | | pagina 31