m De Snik - Jan de Vries - Oer-Nederlands houtbewerkingsgereedschap Bewerking en onderzoek werd gedaan door Ben Ingwersen te Amsterdam aflevering 2 Jaartallen Een snik met een jaartal ziet men niet veel. De oudst gedateerde snik die ik ben tegengekomen is van het Openluchtmuseum te Arnhem. Daarin staat met grote cijfers '1699', een groot en mooi eigendomsmerk en een smidsmerkje AW. De lengte is 55,5 cm (zie tekening op blz.8 Overhaal mei 2004). Het jongst gedateerde reslutaat van mijn zoektocht is van het Fries Museum in Leeuwarden waarin met grote cijfers '1809' en met grote letters YT staat. De lengte van de snik is 57 cm. Het handvat is hol en in doorsnede rechthoekig. Opmerkelijk is het blad dat naar de vouw toe breder uitloopt. Dit in vergelijking tot één die overal even breed is zoals bij de onderste op de tekening. Deze heeft wel een duidelijk leesbaar en diep ingeslagen smidsmerk LVB. Meestal zijn deze merkjes onleesbaar. Wat smids- of makersmerken en de vorm van het gereedschap zelf betreft, is er weinig eenduidigheid. Van de 30 snikken die ik gezien of waar ik notitie van genomen heb, was er geen hetzelfde. Bij schaven ligt dat anders. De vele schavenmakers in de 17de en 18de eeuw hanteerden allen dezelfde vorm. Schaven van verschillende makers konden daarom precies op elkaar lijken. Waarom dit zo is geweest valt te lezen in het boek van Gerrit van der Sterre zie noot). Een snik was in die tijd waarschijnlijk al een minder voorkomend gereedschap. Als men er een wilde hebben, ging men naar de plaatselijke smid en niet naar een speciale snikkenmaker in de grote stad. Die waren er naar alle waarschijnlijkheid niet. Zo'n plaatselijke smid was vaak kundig genoeg in het maken van allerlei gereedschappen. Of er vóór de 17de eeuw al met dit gereedschap gewerkt werd, is onduidelijk. Men moet echter voorzichtig wezen, want een (o.a. door ruwe smeedslag) primitief uitziend gereedschap zondert jaartal en zonder versiering kan mischien wel zeer oud zijn zoals op de tekening de tweede van links uit de uit de Museummolen Schermerhorn maar ook de tweede van onder. Het gebruik Wat vorm en gebruik betreft was de snik dus een handig kantrechtgereedschap. Men stond misschien zelfs wel op de balk (zoals bij de kerfbijl) waarbij men de snik tussen de voeten recht naar beneden stak om zo de zijkanten verder te effenen (na gebruik van de beslagbijl bijl b.v.) Het WNT vermeld ook nog dat hij gebruikt werd "voor het afschillen der schors van de boomstammen en 't glad afwerken van diepe gaten". Het eerste lijkt mij moeilijk. Een snik heeft namelijk de vouw aan één kant. Voor schors afschillen heeft men toch een vouw aan weerskanten van het blad nodig? Anders neemt men met de schors toch ook het hout mee? Voor het glad afwerken van gaten, maar ook van pennen en borsten is de snik (net als de bisaiguë die daar speciaal voor gemaakt is) een prima bruikbaar gereedschap geweest. Mijn vader werkte weieens met een snik, gewoon om het één en ander uit te proberen van hoe dat vroeger toeging. Toen bleek dat vooral een smal blad (tekening rechtsboven) zeer bruikbaar is voor dit werk. Een breed blad ontneemt vaak onnodig zicht op het werkstuk in onder andere de doorgaans smalle gaten. Een bisaiguë heeft daarom een smal beitelblad. Die smalle snik van de tekening heeft een ronde steel en het houten handvat staat recht boven de vouw. Bij de meeste is het handvat iets naar de vouw toe gebogen. Aannemelijk is dat dit gedaan is om het gereedschap in zijn geheel plat op het hout te kunnen leggen zoals een reischaaf. Eén hand plat op het blad en de andere hand aan het handvat in plaats van de vingers eromheen. Zo kan men zeer nauwkeurig laatste oneffenheden weghalen. Misschien wel kunnen de volgende, vroeger door timmerlieden gebruikte, uitspraken onder andere met deze werkwijze in verband worden gebracht: "het is gesnikt alsof het geschaafd is" en "je moet disselen of het gesnikt is en snikken of het geschaafd is". 8 Denaam Snik is een Oudnederlands woord. Een nog ouder woord of nog oudere betekenis is "snikke" en dat kan men vergelijken, zoals het WNT aangeeft, met de Oudnederlandse werkwoorden "snikkeren" en "snikken" die allebei onder meer snijden betekenen. Een verklaring voor de benaming "snik" ligt dus voor de hand. De vouw en snede snijden tenslotte door het hout of men nu hakt, steekt of duwt. Toch ook staat in hetzelfde woordenboek "en schijnt sijn naam gekrccgen te hebben van het geluid, dat gehoord werd, als de bijl afschampt". Proefondervindelijk kan men horen dat snik hout ook een geluid kunnen geven dat lijkt op "tsjak"(en af en toe zelfs op "tsjak krak"!). Hoe dan ook, de link met snikkeren of snikken is eigenlijk veel duidelijker dan de link met het geluid. Wetenschappelijk onderzoek naar de oorsprong van benamingen is beslist mijn ambitie niet, maar onvermijdelijk ontstaat ook een link met het gezegde dat ik in het begin schertsend gebruikt heb: "Hij is niet goed snik." De vertaling: Hij is uiei snugger (schrander of wijs). En snugger behoort volgens Van Dale "tot de met sn anlautende groep woorden met de grondbetekenis "snijdend, scherp", als snip, snijden, snuffelen." De holle handvatten De holle handvatten waren niet bedoeld om er ter verlenging nog een houten handvat in te steken. Dat zal weieens gebeurd zijn, maar ze waren over het algemeen lang genoeg voor twee handen naast elkaar. Het schijnt zo te zijn geweest dat het holle handvat van de bisaiguë op een koude winterdag gevuld werd met gloeiende stukjes hout of kool en dan afgedicht werd met een stukje klei. Zo hield men warme handen. Dit is mij verteld door dhr. L.Wildhoven, die veel van bijlen afweet, en die meer hiervan hoorde door een kennis die goed thuis is in oude Franse gereedschappen. In Holland kart het flink kouder zijn en al eerder was mij opgevallen dat bij een aantal snikken de holle handvatten van binnen een beetje aangekoekt waren met een grijs goedje. Ik vroeg mij toen af: "Is ie naderhand gebruikt door een metselaar, betonwerker of boer die ermee in de klei stak?" Maarmisschien is het dus as De donkere snik (links op de tekening), die met die grote kraal, is nog niet aan de orde geweest. Het is een raar geval en in een volgend artikel leg ik uit waarom. Een snik in de molenmakerij komt dan ook aan de orde. Wordtvervolgd... Noot: "Vier eeuwen Nederlandse schaven en schavemakers", blz 16. :Door het keurslijf van de gilden bleef de vormgeving van de Nederlandse schaven enige honderden jaren vrijwel onveranderd'. 9

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Overhaal: historisch magazine Heerhugowaard | 2004 | | pagina 6