De ontbossing van Heerhugowaard
Henk Komen
In december 1936 publiceerde de Schager
Courant een artikel over de ontbossing in de
polder Heerhugowaard. De schrijver, wiens
naam niet bij het artikel wordt genoemd,
beschrijft deze ontbossing op een geheel eigen
wijze in bloemrijke taal die mij bijzonder
boeide, niet alleen door de historische details
die in dit artikel aan de orde komen, maar ook
door zijn betrokkenheid en de zorg die hij
uitspreekt over de grote landschappelijke
veranderingen in de Waard die met die
ontbossing gepaard gingen. Soms spreekt hij
met zinnen die ons zeer modern in de oren
klinken waardoor het artikel bijna in deze tijd
geschreven had kunnen zijn. Met lede ogen ziet
de schrijver uit 1936 de hem onwelkome
veranderingen in onze polder aan. Toen al. We
doen het nog steeds. Maar ook de details van
toen maken dit verhaal zo boeiend dat het mij
goed leek dit in de Overhaal te publiceren zodat
ook anderen ervan kunnen genieten. Wie kent
nog de bosmannen Jan Groot en Jaap Stam?
Wie weet nog wat hout 'parken' is en wat
ijsstokken snijden betekent? En weet u dat er
toen een bos 'Scherpenheuvel' is geweest,
zodat de vraagt rijst is de boerderij
Scherpenheuvel naar dit bos genoemd, of het
bos naar de boerderij? Heerhugowaard kende
indertijd veel bos. Waar de arme grond niets
opbracht liet met bossen groeien voor
geriefhout. Toen de kunstmest zijn intrede deed
en het stoomgemaal het waterpeil in de polder
veel beter kon beheersen ontstond er meer en
meer behoefte aan grond en werden de bossen
gerooid. Daarover gaat dit artikel
uit die tijd. Ik heb alleen de spelling aangepast
en soms hier en daar de stijl om het artikel
leesbaarder te maken. De cursief tussen haakj es
geplaatste opmerkingen zijn door mij aan de
oorspronkelijke tekst toegevoegd.
Zaterdag 19 december 1936, Schager Courant
Vergeefs zal de vreemdeling, die met een
stafkaart gewapend, onze gemeente bezoekt,
proberen de daarop nog altijd voorkomende
bossen te ontdekken. Op een enkele
uitzondering na is alles wat bos was in onze
polder verdwenen en zelfs het laatste valt op dit
moment ook onder bijl en spade van de
ontginnen Ouderen herinneren zich nog veel
meer bossage. Zij vertellen van de langzame
ontbossing. In de winter kwamen de mannen
van de in de omtrek gelegen dorpen en ieder
rooide een of meer snees en de stompen werden
als welkome brandstof meer of minder
fijngehakt naar huis vervoerd of ook wel
verkocht aan bakkers, boeren en burgers.
Epke Boos komt op de proppen. Die woonde in
de nog bestaande polderwoning aan het einde
van de Molenweg. Een korte, gedrongen
gestalte, begaafd met een geweldige
lichaamskracht, die nog meehielp aan het
graven van het Noord-Hollandsch Kanaal en
zelfs daar onder de polderjongens van professie
zijn weerga niet vond. In de hardste winter, als
de hel diep in de grond zat en een felle
oostenwind het buiten bijna ongenietbaar
maakte, stond hij, het bovenlichaam slechts
bedekt door een enkel roodbaaien hemd met
korte mouwen en wijd open aan de hals, achter
de stompen en maakte in een enkele dag meer
fijn van het knoestige hout dan een gewoon
arbeider in een hele week.
In de loop van de laatste dertig jaar is de
ontbossing met kracht ter hand genomen. Bij
Oterleek viel het 'Oterleker Bos', bekend om
zijn rijkdom aan blauwe reigers. Als laatste
vergaarde daar wijlen de oude Berkhout de
groenblauwige eieren van het schreeuwende en
krakelende gevogelte, waarnaar onze polder
wel eens genoemd wordt. De voorposten
nestelden reeds in de hoge bomen van de
boerderij van Smit aan de
8
De Maria Jacoba Hoeve
aan de Middenweg met
de toenmalige bewoner
Piet Wonder (links).
Zijn vader was Arie
Wonder, burgemeester
van Heerhugowaard.
Pieter liet het naar
hem genoemde
"Bos van Wonder"
voor de oorlog kappen.
Het lag zuidelijk van
deze boerderij
Jan Glijnisweg (nu bewoond door de heer De
Moei, Jan Glijnisweg 25). Met het bos
verdwenen de reigers en ook de kolonie bij de
boerderij is er niet meer. Door de steeds verder
schrijdende civilisatie raakt ook het
jachtgebied uitgeput en zoeken de vogels
elders wat zij hier niet meer kunnen vinden.
Eertijds vonden zij hier in ruigte en struiken, in
bosjes en wallen en in de met dulen en
rietgewas bezette sloten een veilige broed-,
schuil- ofwijkplaats.
Nog bevond zich in het zuideinde, zich
uitstrekkende van de Middenweg nabij de
spoorweghalte van mevrouw Van der Ham tot
aan de Westdijk (de spoorwegovergang aan de
Middenweg tot wat nu de Westerweg heet) het
bekende bos 'Scherpenheuvel'
(Skarpenheuvel). Omstreeks 1905 begon een
ploeg Friezen met het rooien van het dichtst bij
de Middenweg gelegen stuk van ongeveer twee
hectare en daarna viel ieder jaar regel- matig
hectare na hectare als offer aan de gunstige
economische tijd. De stompen waren geen
geld waard en werden overgoten met
petroleum en verbrand of gebruikt om sloten
dicht te maken. Later, in de oorlogsjaren (de
Eerste Wereldoorlog),
De boerderij Scherpenheuvel
voorde brand in 1917, toen
bewoond door Piet Kant.
Bij deze boerderij lag
"het bos Scherpenheuvel"
9