Grootgeestmerambacht
Uit het leven van een agrariër (2)
Hoeveel waterberging is er in een gebied nodig?
We volgen in enkele afleveringen de drukke werkzaamheden op en rond het
bestaan op een boerderij van een eeuw geleden - door Simon Borst -
Wanneer de boerderij ook bestond uit 1 a 2
bunder (hectare) bouwland dan werd er
vooijaars zaad gezaaid en voederbietenzaad
met een klein graafje in de grond gepoot.
Alles met de hand. Om de een of twee dagen
werd koemest uit het melkbon (of melkhok)
opgeschept en op een hoop gestort, en
wanneer het dan in de herfst donker was en je
moest de koeien van achter uit het land
ophalen om te melken, dan stond je weld'rs
midden in zo'n mesthoop.
Vóór de hooitijd, was het bieten "op enen
zetten", onkruid wieden in het zaad en de
voederbieten, stekelen pikken, mesthopen
slechten, etc. Daarna was het om en nabij zes
weken hooien en zweten. En wanneer nou de
zomer wat koud en vochtig was, en het hooi
was wat slecht binnen gehaald, dan moest de
hooiberg soms weer helemaal worden leeg
gehaald, op verzoek van de hooistekers of
wanneer je zelf al eens gepeild had. Nou
was dat hooispitten wel niet op leven en
dood, maar zat er wèl vuur in de berg, dan
spitte je met de brandspuit erbij. Als er eens
een z.g. "slang" in de hooiberg zat -vuur
slingerend door de berg heen- en je kon de
vuurhaard niet vinden, dan hielp er geen
"moedertje-lief!!", dan kraaide de rode
haan.
Na de hooitijd werd de mest met de hand
over het gemaaide land gereden en
verspreid. Later ging daar de mesthort
overheen en werden de grootste stukken
omweid geslagen met een drietanden-vork.
Later gebeurde dit met een weide-sleep. Ook
wanneer de koeien werden verweid moest
dit "stront-slechten" gebeuren.
Daarna was het weer nódig onkruid
wieden in de voederbieten, en eventueel in
de winteraardappelen voor eigen gebruik of
voor de verkoop. Hierop volgde de zaadtijd.
In de vroegere jaren rond de eeuwwisseling
had deze boer zo'n 0.80 ha zaad, gerst-
haver- en tarwe-, en deze werden met een
snik, een halvemaan-vormige sikkel met
handvat, met de hand afgeschoren, aan
bossen gebonden en aan de hok gezet, en na
een paar weken op de zolder boven de
voorkamer opgetast. Om in de
wintermaanden dit zaad er uit te slaan op een
geselbank op de dors.
V.U.T.
Piet Kalverdoik zit in de v.u.t.,
zoas je dat nou kenne,
ik kwam hem lesten teugen en vroeg:
"Piet, wul het al wat wenne?"
"Jazeker" zoide Piet heel bloid
"dut is percies m'n zin,
ik kom wat later uit m'n bed
en ik gaan er later in.
En voors" zo zee ie met een lach
-hai is gien diepe graver-
"ik jas ieder ochend piepers
en 'k jas ieder eivend klaver!"
Waterschap
De vraag over hoeveel waterberging er in een
gebied moet zijn, houdt de gemoederen in
Nederland bezig. In ons kleine landje
strijden woningbouw, industrie, natuur,
recreatie en landbouw om de beperkte
ruimte. Daarbij vragen ook de
waterschappen om ruimte voor water. Dit is
nodig om ervoor te zorgen dat water in een
gebied kan worden opgeslagen. De ruimte
die door open water in beslag wordt
genomen, wordt zoveel mogelijk gedeeld
met andere belanghebbenden: water in
woonwijken, op bedrijfsterreinen, in
natuurgebieden, om te gebruiken in de
landbouw of voor recreatieve doeleinden. Dit
wordt ook wel meervoudig ruimtegebrek
genoemd.
Het Waterschap Groot-Geestmerambacht
voert het beleid dat er in een peilgebied (een
gebied dat een waterhuishoudkundige
eenheid vormt) minimaal drie procent open
water moet zijn. Bij hevige regenval kan het
regenwater naar dit oppervlaktewater
Lees verderop pagina 8
6
Siem de Haan.