week, vrij wonen, en 2 a 3 liter melk per dag, had je 't zonder meer arm. Kinderbijslag en sociale voorzieningen waren er niet, evenmin als studiebeurzen wanneer een van de kinderen goed kon leren. Wanneer je in de zomer vroeg op moest en je ging 's avonds wat laat naar bed, in de hooitijd, dan kreeg de knecht 's morgens tijdens het melken wel eens een schreeuw van zijn baas achter zijn rug aan als de handen stilstonden: zomaar werkendevort in slaap gevallen! Dan was het: "Wor je wakker". Wat wil je, als om drie uur de wekker afging en je nog lang niet was uitgerust. Vanaf 1 mei met voldoende gras op het land, of als het hooi was op, dan gingen de koeien naar buiten de wei in. 's Morgens en 's avonds de koeien melken, wel zo'n 6 tot 9 koeien de man. En dan: de mest uit de koestallen en de deel op de mestvaalt rijden. De koeschutten (spatschutten) en verder alle losse houten delen in de sloot gooien om te laten weken. De nok van de boerderij en schuren ragen, dan de zolders en alle boerengereedschappen stofvrij maken, etc. Daarna de koestallen de dors, en opstallen (boet of schuur) schoon schrobben, ook buitenom, muren, straatjes, etc. met water uit de pomp. Was deze leeg, dan met twee emmers aan het halsjuk het water uit sloot halen (sjouwen noemt men dat). Na enkele dagen de koestallen of muren en stalschutten witten. De z.g. groep teren, schelpen of zand op de stallen strooien, en in het zand figuren maken met een stoof. En het koeschot blauw verven. Je kunt eigenlijk wel zeggen: alles met verf etc. versieren. Enkele boeren hadden een "staltje", gevormd door houten schutten die op twee koestallen liggen, met nog een paar schutten aan de zijkant en de voorkant open. En wanneer het z.g. kamertje aan de noordkant was, en het begin van de meimaand was koud, dan ging je 's avonds bibberend om half negen al naar bed, op de koets (van het franse coucher slapen), ingebouwd in de hooischuur. In de winter was het daar warm maar wel ongezond, daar aan de rand geplaatst in de vochtige koestal en in de koeienmest-lucht. De boerenknecht sliep daar, maar eventueel ook de boerenzoon. De boer en de boerin lagen gewoonlijk in een bedstee in de kamer. En was er nog een boerenmeid dan lag deze ook op of in de koets. Gien praters Het ware twei vraigezellebroers, Jacob en Piet Van zeg maar zo'n zeuventig jaar. Ze weunde nag samen in 't ouwerlijk huis En kluisde deer mooi met mekaar. Het ware gien drokke praters, nach Jacob, nach Piet, Ze keke wat nei de t.v. Ze laze de krant en soms duurde 't een uur voor de ien of de aar d'rs wat zee. Maar, al ginge de manne nei het leste journaal An het end van de eivend te bed, zoide Jacob: "Zó is het"en den zoide Piet die toch ok nag wat wou: "Zo is 't net"! Siem de Haan 6

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Overhaal: historisch magazine Heerhugowaard | 2001 | | pagina 5