Onderweg naar school Over vroeger - 8 Door G. Modder-van Twisk (1908 -1984) Wat we alzo deden onderweg? Wel dat hing van het seizoen af. Paardje spelen, touwtje-springen, hoepelen, anpik, zelfs tollen, bokspringen enz. In het voorjaar bloemen plukken voor de school, een toefje op je hand nog even aandrukken om het vooral gelijk te doen zijn. Verder aten we zuringstengels, of eigenlijk kouwden we die. En wilde wortelen. Die trokken we uit de grond, schilden ze en aten ze op. En de bloemen van klaver en dovenetel. Die werden uitgezogen, daar kwam honing uit. Waarom we daar zo naar zochten. Ik weet het niet. Misschien ter compensatie van onze toch wat eenzij dige voeding. We bedelden ook altijd om een koolstruikje of een stukje koolraap, bloemkool of spruitjes en wortelen. Alles was welkom. Had je thuis appelen of peren dan ruilde je die voor blauwkopknollen. Erger ik me daarom zo, als ik kinderen hoor zeuren over een stukje schil aan een appel of een pitje in de sinaasappel? Of kinderen die alleen nog maar fruit willen als het helemaal voor ze klaar is gemaakt? Of als ze van een appel bijna een derde weggooien. Van de toppen van rietstengels maakten we "piepers". Als je het topje eruit haalde en het open rolde, kon je het binnenste eruit halen. Dan rolde je het weer op en je was klaar. Soms bliezen we op drie of vier piepers, alles anders van toon, dat hing van de dikte af. In die zomer leerde ik ook enige WestFriese woorden zoals "eerebaie" en "stikkebuul". Het vervoer, alles ging nog met paard en wagen, bood ook veel afleiding. Achter een bakwagen kon je je laten hangen. Er waren wagens waar je achter nog net zit ten kon. Maar ook waren er rotkarren met pikkers achterop. En rothoeren, die je weg joegen met de zweep. Voor onze eigen veiligheid waarschijnlijk maar wij zagen dat niet zo zitten. Ook plukten we weegbree. Daar zaten elastiekjes in. En soms stond er in de wegberm een mooie plant, Heksenmelk. Wanneer je die plukte, ging je daarmee naar het water. Want als je het plantje heel voorzichtig, rechtstandig onder water hield, dan zag je prachtige parels op de bladschermen komen. Unjer, de schrik van veel boeren in de Waard. Unjer, akkerpaardestaart is een mooie plant. Het lijkt wel iets op een kleine kerstboom. Maar de stengeltjes zitten wonderlijk in elkaar. Allemaal kleine stukjes samengevoegd door huisjes. We moesten altijd weer proberen of we zo'n lasstukje weer aaneen konden passen. Maar dat bleek toch niet haalbaar. Voor het vee is dit een gevaarlijke plant. Als er veel groeien krijg je er onherroepelijk zieke koeien van. Diarree!! Nu de school. Ja die school, een nieuwe meester en (nieuwe) andere kinderen. Het schoollokaal was een groot tochtig hok met hoge ramen. Aan de achterkant was in de gang een klompenportaal voor twee lokalen. Wij gebruikten er maar een. Als de wind west was, stonk het er. De plee met ton of emmer kwam uit in het leslokaal. Het raampje aan de achterzijde stond altijd open. En er kwamen drie van die dingen in het lokaal uit. Had je koude voeten? Dan ging je er maar mooi op zitten. Soms mocht je van de Lastige veelvoorkomende akkeronkruiden in de droogmakerijen Klein fioef6(acC ïnssilago farfara Unjer of paar destaart £quisetum palustris meester even doorwarmen bij de kachel. Dat was zo'n grote Salamander kachel en werd gestookt met eierkolen. Als meester wat teveel had bijgevuld kon het toch een knal geven....! Het bovenplaatje wipte helemaal omhoog en er schoot een steekvlam onder de klep vandaan. Dat stonk ook behoorlijk, maar was weer vlug verdwenen. Want meester hield van frisse lucht en had alle bovenlichten open. Altijd. Distel Cardiius hnceoktus 4 5

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Overhaal: historisch magazine Heerhugowaard | 1998 | | pagina 4