Het luchtcircus van de Duitsers duurde maar een jaar. Op een keer had Willem van Graft weer een motor gerepareerd die klaar was voor de proefvlucht, twee keer om het terrein. Hij vroeg De Graaf, een andere Nederlander, die in Deventer meewerkte bij de vliegtuigen in de gronddienst, om mee te gaan. Willem vloog regelrecht met het toestel naar Hoom. 't Was winter 1919/1920. Voor Hoom zette hij de motor af en landde in glijvlucht op het ijs en ging naar zijn baas op de fabriek. Dit gaf natuurlijk veel bekijks. Nadat de startplaats was vrijgemaakt ging het weer vol gas naar Deventer. Er werden daarna maatregelen genomen zodat dit niet weer kon gebeuren. Willem behaalde zijn vliegbrevet op 15 december 1920 en mocht dus rondvluchten met passagiers houden. Hij had intussen een Duitse oorlogsmachine gekocht, een Albatros B2 met een 120 PK Mercedesmotor. Op een weiland en op het ijs gaf hij demonstraties en rondvluchten. Op de Hoomse Hop b.v. deed hij in febr. 1922 in 5 dagen 60 vluchten. Het was bijzonder dat er meer dames dan heren met de rondvluchten meegingen. In die periode landde hij ook bij zijn vader en moeder op het weiland achter het huis aan de Middenweg. Hij had een arbeider van de melkfabriek met veel praten overgehaald als passagier mee te gaan. De man vertelde later dat hij duizend angsten had uitgestaan. Tijdens de vlucht schreeuwde Willem: "Vlieg jij even verder, de motor slaat over, ik moet even sleutelen". Ze doken naar beneden, er volgden loopings etc.. Deze passagier ging nooit meer mee! In 1922 verkocht Willem zijn vliegtuig. Voorjaar 1923 was hij chef van de startploeg bij de Fokkerfabrieken. In 1926 woonde hij in Amstelveen, waar hij achter zijn huis van een Fokker S-2 en een Fokker S-3 een S-2 1/2 bouwde, de H-NADT. Hiermee begon hij in 1927 een eigen vliegschool op Schiphol. Omdat hij geen instructeurpapieren had, mocht hij zijn leerlingen niet 'los'(zelfstandig) laten vliegen. De heer Schmidt Craus, enige instructeur van de Rotterdamse Aeroclub (de NV Nationale Luchtvaartschool) had die papieren wel. Het merkwaardige was dat hij als marine-vlieger al vijf jaar niet had gevlogen en bij Willem van Graft een herscholingscursus had doorlopen en 'los' mocht vliegen. Instructeur In maart 1928 verkocht Willem zijn S-2 1/2 en trad hij in dienst bij de Nat. Luchtvaartschool, eerst als hulpinstructeur en later als instructeur tot 10 mei 1940. Als chef-instructeur richtte hij afdelingen van de N.L.S. op in Schiphol, Twente, Eelde en Teuge.Na de oorlog werd hij eerst chef instructeur bij de Rijksluchtvaartschool (opleiding tot verkeersvlieger), daarna ging hij op eigen verzoek terug naar de NV Nat. Luchtvaartschool als chef-instructeur tot 2 juni 1949, waarna hij op 58-jarige leeftijd met pensioen ging. Als erkenning voor zijn grote verdiensten ontving hij de zilveren medaille van de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart. In 1951, tijdens een vliegfeest, de ILSY, deed Willem mee met de vliegdemonstraties en maakte hij vreemde figuren in de lucht, zoals ondersteboven over de mensen heen vliegen en met de tip van de vleugel een handdoek van het vliegveld oppikken. Op 22 oktober 1952 is hij 's avonds nabij zijn huis in Rijswijk verdronken en kwam er een tragisch einde aan het leven van een luchtvaartpionier uit onze omgeving. In de Vliegenierswijk te Rotterdam is een straat naar Willem van Graft genoemd en in Meerestein te Beverwijk werd op 10 april 1961 een lagere school naar hem genoemd. Aan de voorkant van de school werd een plaquette met zijn portret aangebracht. Recentelijk kreeg deze school door fusie een andere naam.Tijdens de officiële opening van de tentoonstelling in het Poldermuseum op 13 mei jl werd deze plaquette door de huidige directeur van de school aangeboden aan de Stichting 'Den Huygen Dijck'. 3

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Overhaal: historisch magazine Heerhugowaard | 1997 | | pagina 5