De draad van het verhaal deel 1 Met dank aan mevr. Masja Gemser van museum Beeckestein te Velsen die in dit artikel informatie geeft over merk- en stoplappen zoals die tot 1 november te zien zijn in het Poldermuseum. Wordt vervolgd Waar en wanneer merklappen zijn ontstaan is tot op heden onbekend. De tot dusver oudst gedateerde merklap (van Engelse herkomst) stamt uit 1598. Als overblijfsel van het handwerken uit vroeger tijden is de merklap in ieder geval een van de bekendste en best bewaard gebleven textilia. Eeuwenlang werden jonge meisjes onderricht in de kunst van het handwerken. De zorg hiervoor was in handen van moeder of grootmoeder of, in kringen van beter gesitueerden, nonnen of speciale leraressen. Handwerken was niet alleen praktisch, maar gold tevens als symbool van deugdzaamheid. De merklap diende als 'vingeroefening' om het merken van kledingstukken of linnengoed te leren.In vroeger tijden was het gebruikelijk het linnengoed dat gewassen moest worden naar de blekerij te brengen. Om diefstal en verwisseling te voorkomen werd het textiel van duidelijke merktekens voorzien, in de vorm van ge borduurde letters en tekens, zoals initialen, naam of familiewapen. Een aan het merkteken toegevoegd cijfer liet zien hoeveel stuks iemand van een bepaald soort textiel bezat. Hoewel de MERKLAP zijn naam ontleend aan de letters en cijfers, vormen deze niet altijd hel belangrijkste element. De LETTERI.AP beperkt zich over het algemeen tot rijen cijfers en letters. Op de merklap worden talrijke motieven afgebeeld. Sommige zijn symbolisch, zoals bijbelse motieven en andere juist niet, zoals bloem- en diermotieven en geometrische patronen. De merklap veranderde in de loop der jaren van een oefening in techniek tot een geborduurd verhaal, waarin steeds meer details die betrekking hadden op het leven van de borduurster werden toegevoegd. Van de meisjes werd niet alleen verwacht dat ze het linnengoed konden merken, maar ook dat ze het konden onderhouden. Dat hield in dat ze in staat moesten zijn slijtageplekken, gaten en scheuren te herstellen. De techniek die daarbij het meest werd gebruikt, was die van het stoppen. Dit moest worden geoefend en dat oefenmateriaal is in de vorm van STOPLAPPEN bewaard gebleven. DE LETTERLAP Voordat een meisje fraaie initialen op textiel kon borduren, moest ze het borduren van de afzonderlijke letters goed onder de knie hebben. Opvallend is dat de alfabelten op de verschillende lappen meestal incompleet zijn. Alleen dc gangbare letters werden geborduurd. De Q, X, Y en Z kwamen als beginletters van namen zelden voor en ook de J kon achter wege blijven, omdat daarvoor de I kon worden gebruikt. Hetzelfde gold voor de U, die vaak als V werd geschreven. Het aantal letters in een alfabet is vooral voor de 17e- en 18e-eeuwse lappen een aanwijzing voor de mogelijke herkomst ervan. In Noord-Brabant en Vlaanderen werd meestal een alfabet van 24 of 25 letters geborduurd. In Noord-Holland, Friesland en Groningen werd doorgaans volstaan met 20 of zelfs maar 19 letters. In dat laatste geval werd de V of W weggelaten. Het alfabet werd in een letterreeks geborduurd van opklimmende moeilijkheidsgraad. Er werd begonnen met de makkelijkste letter, de I. Daarna kwamen de zgn. stokletters, de H, N, M, en L. Deze werden gevolgd door de letters met ronde en schuine vormen, zoals de B, C en S. De reeks eindigde met en rij cijfers, de naam of initialen van de borduurster en het jaar waarin de merklap werd beëindigd. Behalve een of meerdere alfabetten treffen we op letterlappen ook vrijwel altijd de cijferreeks 1 t/m 9 gevolgd door 0 aan. Ook al konden met deze cijfers alle getallen worden gevormd, toch zien we een enkele maal de getallen 10, 11,12 etc.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Overhaal: historisch magazine Heerhugowaard | 1997 | | pagina 10