De historie van het oude Butterhuizen en zijn omgeving - 3 Heerhugowaard is van oorsprong een woest en hooggelegen veengebied geweest. Pas door het graven van sloten voor ontwatering van het veen was hier bewoning mogelijk. De boeren verbouwden zo rond het jaar 1000 in deze gebieden graan. Echter, als veen wordt ontwaterd gaat de bodem door inklinking dalen. Uitdiepen van de kavelsloten is dan noodzakelijk om te voorkomen dat de akkers onder water komen te staan. Dit heeft echter weer een verdere daling van de veenbodem tot gevolg. Uiteindelijk verdween na een paar eeuwen het gehele veenpakket door inklinking en oxydatie. De akkers kwamen zo laag te liggen dat natuurlijke ontwatering niet meer mogelijk was. Dit moet al plaatsgevonden hebben voor de 12e eeuw. Aangezien de molen om het water weg te malen nog niet was uitgevonden, verdwenen veel akkers om plaats te maken voor weiland of, bij nog hogere waterstanden, voor rietland. Heerhugowaard kwam op de laagste delen onder water te staan. Doordat het land daalde, steeg het waterpeil. De Heerhugow aardse boeren zullen geprobeerd hebben zich tegen de water overlast te beschermen door het opwerpen van veendijkjes. Tevergeefs. Steeds meer boeren moesten hun landerijen opgeven en naar drogere oorden vertrekken. Mogelijk is toen voor dit gebied de naam "de Waard" ontstaan. De naam "Waard" duidt oorspronkelijk op laagliggend land, op buitendijkse gronden die gemakkelijk onder water liepen. Door bedijking en een betere waterhuishouding kreeg "Waard" later de betekenis van polder. In 1248 had een zeer zware stormramp plaats, waardoor de dijken op veel plaatsen doorbraken. Ook de Westfriese zeedijk ten noorden van Sint Maarten brak door. Het water drong diep het Westfriese land binnen, verwoestte de landerijen tussen Schagen en Dirkshom en spoelde ter hoogte van Oudkarspel en Veenhuizen het laaggelegen veenland van de Waard binnen. Door deze stormramp ontstond een groot merengebied tussen Sint Maarten en Oterleek. Enkele dorpen en vele boerenplaatsen met hun landerijen gingen verloren. Veel boeren moesten vluchten voor het water richting Langedijk en Obdam/Hens- broek. Zo ontstond op de plaats van de huidige gemeente Heerhugowaard een groot meer dat de naam kreeg van "Grote" of "Zuider Waard". De hogere delen wisten zich in de vorm van eilanden en landtongen tot de drooglegging van dit meer in de 17e eeuw te handhaven, al zouden zij vanaf de stormramp in de eeuwen die erop volgden door afkalving sterk in omvang afnemen. Al deze restlanden in de Grote Waard waren vanaf de stormramp tot de drooglegging in 1630 in gebruik bij de omliggende dorpen als hooi- of rietland. Alleen op sommige eilanden en op de behouden gebleven landen van Veenhuizen en Oterleek bleef bewoning mogelijk. (wordt vervolgd) door Henk Kamen 4

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Overhaal: historisch magazine Heerhugowaard | 1997 | | pagina 6