Het leven in de Kerkmeer
Wij moesten naar Noord-Scharwoude fietsen om naar
school te gaan. Soms zaten wij vast in de polder. Als het
in de winter vroor dan konden wij soms niet door het ijs
varen. In de jaren 1954, 1955 en 1956 waren er best flin
ke winters. Dan gingen wij over het ijs naar het dorp en
de melkbussen met koeienmelk gingen op een grote slee
naar het dorp.
In 1955 hebben wij eens drie dagen vastgezeten. Er stond
een keiharde westerstorm. Wij waren bang dat wij niet
tegen die storm konden varen en durfden niet naar het
dorp te gaan. Na 3 dagen konden vader en Henk einde
lijk naar het dorp.
Moeder wat eten we vandaag?
Om eten te koken was er een gasstel, die op een butagas-
fles was aangesloten. Ook stonden er meerdere oliestel
len, die op petroleum werkten. Er was een grote weck-
ketel in huis. Hier stonden 6 grote weckpotten van 2
liter in, waar gekookte slabonen of snijbonen in werden
bewaard. Die bonen moesten eerst geplukt worden. Wij
moesten hier allemaal aan meehelpen. De geplukte bonen
werden verzameld in een grote teil. Die werd geleegd op
een grote tafel en vervolgens moesten wij de bonen af
halen. Iedereen kreeg een mesje waarmee alle uiteindes
van de slabonen werden afgesneden. Als het snijbonen
waren dan moesten ze allemaal door het snijbonenmo-
lentje heen. Dit was heel veel werk. Vervolgens werd alles
schoongemaakt en werden de slabonen en de snijbonen
in de weckflessen gedaan. De weckflessen waren van
glas. Hier zat een glazen deksel op met een ring en een ij
zeren klem. Alle weckflessen werden in de weckketel ge
zet, de ketel gevuld met water en aan de kook gebracht.
Zo werden de slabonen en snijbonen gekookt. Tijdens
het koken werden de glazen potten vacuüm getrokken.
Moeder lette heel goed op dat de rubberen ring goed
was aangebracht. Nadat de bonen gaar waren, haalde
moeder de potten uit de weckketel. De ijzeren klemmen
werden voorzichtig losgehaald. De potten werden in de
voorraadkast gezet. Door deze manier van koken bleven
de bonen heel lang goed. Moeder hield alles goed in de
gaten. Soms raakte een ring los. Dan moest de weckfles
gelijk soldaat gemaakt worden. Ook andere groenten als
wortelen, kool en aardappelen hadden wij voor eigen ge
bruik.
In de fietsenboet van Hart zuurkool stond een speciale
broodmand voor de familie Veltum. Bakker Van Vuure
was onze vaste bakker. Die legde 6 dagen in de week
brood in de broodmand. Eén keer in de week gingen wij
naar de bakker om te betalen. Dan kregen wij als kinde
ren een lekkere grote koek. Moeder had ook een zwart
baktrommeltje. Hierin kon zij met gist en meel zelf brood
bakken. Voor de kruidenierszaken gingen wij naar de
winkel van Van Buren. Voor gehakt en vlees gingen wij
naar slager Henk Mooij. Op zondag kregen wij een stukje
vlees en op woensdag een gehaktbal.
Schrijver van dit stuk al kloetend onderweg
Spelen
In 1956 werd er bij de firma Vlug in Noord-Scharwoude
een radio gekocht. Die werd gevoed door twee hele grote
ronde batterijen, die één keer in de zoveel tijd moesten
worden bijgeladen. Zo kwam voor het eerst het nieuws
en weerberichten bij ons binnen en leerde Jaap de muziek
kennen. Hij had een trommeltje en een mondharmonica.
Daar speelde hij veel op. Ook speelde hij buschauffeur.
Dan rende hij met de groepskruiwagen rondom het huis,
want hij ging in die tijd met de bus naar school.
Dit is de zuidkant van het Kerkmeerhuis.
Links van het huis is de koeienboet. Helemaal rechts de
WC boven de sloot. Goed zichtbaar zijn de regenpijpen
die vanaf de regengoot naar de regenbak lopen.
Ook Jan, Herman en Kees konden mooi spelen met el
kaar. Wij gingen het beroep van vader na doen: machi-
nistje spelen. Voor het Kerkmeergemaal werd er door ons
een greppel gespit. Die liep van de ene kant naar de ande
re kant en kwam uit in de waterloop van het gemaal. De
greppel stelde een sloot voor.
38
November 2020