p
De 18e eeuwse runderpest in Langedijk
Het begraven en villen van het gestorven vee werd aan
bepaalde regels gebonden. Op de gravure van Jan Smit
uit 1745 is dit goed te zien. Aan de rechterkant is een
koets te zien met daarvoor een persoon die er duidelijk
beter gekleed uitziet dan de rest op de gravure. Hij is de
schout die toezicht komt houden hoe men de gestorven
dieren begraaft. Dat moest vrij diep gebeuren en het vil
len mocht alleen gedaan worden door een erkende viller.
Liever had men dat de dieren ongevild begraven werden,
liefst met een grote hoeveelheid ongebluste kalk wat de
kans op besmetting verminderde. Aan de gravure te zien
maakt de bevolking van de gelegenheid gebruik om uit
voerig tegen de schout te klagen over de (te) hoge belas
tingen.
Gods slaandehand over Nederland door de pest-siekte
onder het rundvee, Jan Smit, 1745
Zieke dieren moesten afgezonderd worden van de ge
zonde en honden moesten op het erf vastgelegd worden
om de besmetting tegen te gaan.
Er kwam een meldingsplicht voor ziek en gestorven vee.
Een gestorven koe moest binnen acht dagen gemeld wor
den. Als de ziekte op een stal voor het eerst gesignaleerd
werd moest dat binnen 48 uur gemeld worden. Stallen
waar de ziekte heerste moesten gemerkt worden.
Sommige stallen in Friesland kregen een zwarte streep
op de staldeur of op het toegangshek.
In Noord-Holland deed men het anders: tot een teken dat
de Siekte op sijn Stal is, sal moeten stellen voor de deur van
sijn Huis of Stal, of beide, en aan het einde van sijn uitpad,
daar het teegen de gemeene Weg komt, een opgeregt teeken van
een Plank, ten minsten van een voet in het vierkant, vastgehegt
aan een paal of staak, ten minste vier voet hoog uit de grond
staande, en wel secuur in de grond geset, soo dat die ligt kan
omwayen of omgestooten worden".
Men loofde tijdens de tweede epidemie een prijs van
10.000 gulden uit voor diegene die een middel zou vin
den tegen de veesterfte. De prijs is nooit uitgereikt.
Veepestbosje
De kadavers van de gestorven dieren werden vaak op
grote afstand van de boerderij aan de rand van een wei
land begraven. Om besmetting te voorkomen werd er een
sloot omheen gegraven. Dit stukje weiland werd vervol
gens overgeslagen met maaien en andere bewerkingen.
Hierdoor konden er bomen en struiken op ontstaan. Zo'n
stukje land noemde men dan een veepestbosje, pestbos-
je, koebosje of krengenbosje. Op de oudere landgoederen
en op plekken waar het boerenlandschap niet door gro
te ruilverkavelingen is veranderd komt men nog weleens
een pestbosje tegen.
In Langedijk worden vaak 2 plekken genoemd waar, aan
de veepest, gestorven dieren zijn begraven: het Vrou-
wenland(je) in Oudkarspel en het Schoutenbosje in de
Noordscharwouderpolder. Een bewijs is hiervan echter
nooit gevonden.
Vrouwenland(je) in het Barnewiel,
gezien vanaf de NH-kerk
Schoutenbosje in de Noordscharwouderpolder
16
November 2020