Bemaling Geestmerambacht met de molens van weleer A is de nog bestaande molen uit 1663 bij de bocht in de Twuyerweg te Sint-Pancras. Molen B stond iets noorde lijker, aan het uiteinde van de sloot die onder de brug in de Twuyerweg doorloopt. C en D stonden aan de Dijk in Broek op Langedijk. Toen er een verbrandde in 1867, was het polderbestuur zo verstandig deze niet meer vlak bij het dorp, maar verder op de Oosterdijk te herbou wen. Dit is de nog bestaande molen D2, op de Broeker hoek. Noordelijker stonden de molens E en F resp. aan de (zuidelijke) Molensloot en bij de samenvloeiing van de (noordelijke) Molensloot en de Kraakmansloot. Deze beide zouden nu aan de rand van het woongebied Oos terdel staan. Aan en ten zuiden van het Kerkepad (nu de Langebalkweg) stond molen G. Dit was de enige molen van afwijkend type: een wipmolen i.p.v. een Noord-Hol landse binnenkruier. Zijn type vermoedt dat het óf nog een der eerste mo lens uit de zestiende eeuw is geweest, óf ooit tweede hands is aangekocht en daar geplaatst. Molen H stond aan het eind van de Wuyversloot bij het (nog bestaande, maar thans in ernstig verval verkerende) schutsluisje in de dijk, nabij de Roskamsluis. Molen I zal aanvankelijk wel vrij gestaan hebben, maar stond aan het einde van zijn loopbaan redelijk ingebouwd tussen de huizen van Oudkarspel, daar waar later het sluisje in de Dorpsstraat werd gebouwd (een van de weinige watermolens die in een dorp hebben gestaan). Molen K stond in het noorden van Oudkarspel aan de Ambachtsdijk aan het einde van de toenmalige Molensloot en L ook aan de Ambachtsdijk op de plek van het huidige dierenasiel. De molens van de binnenpolders Binnen Geestmerambacht lagen aanvankelijk de volgen de meertjes al of niet omgeven door enig moerasland (tussen haakjes het jaar van de droogmaking): - de Oude of Weidgreb, 62 ha (1548); - de Nieuwe of Rietgreb, 30 ha 1550); - het Kromwater, 17 ha (1546); - het Warmenhuizer Kerk- of Debbemeertje, 20 ha (1632); - de Kerkmeer, 65 ha (1547); - de Dergmeer 45 ha 1550); - de Diepsmeer, 182 ha met het Moors- of Tjaarlingermeer, 45 ha (1594); - de Daalmeer, 91 ha met de Mare, 26 ha en het Oudie, 8 ha (1561); - de Grote en Kleine Kleimeer, 70 ha (1568); - en het Vronenmeer, 105 ha (1562). Polders slaan hun overtollig water gewoonlijk uit op een boezem. Een boezem is een stelsel van met elkaar in open verbinding staande wateren (sloten, vaarten, kanalen en meren) met een hoger peil dan de daar op uitmalende polders. De boezem loost op zijn beurt het teveel aan wa ter door sluisgang of bemaling op het open water (de zee, het IJsselmeer, het Markermeer of de grote rivieren). De molen van de Grebpolder 02 De Rekerkoog (18 ha) had tot de Franse tijd een klein mo lentje, dat rond die tijd verdwenen is, waarna de bema ling werd overgenomen door die van de Grebpolder. Zijn waterlopen waren tot de ruilverkaveling van 1956 nog aanwezig, maar een en ander is toen geheel verdwenen. Het molentje heeft 150 m benoorden de Huiskebuurtweg nr. 17 gestaan, tussen Koedijk en Schoorldam, aan het (thans aanwezige) doodlopende weggetje. De Grebpolder Een enkele boezem loost weer op een andere boezem, die dan op zijn beurt het teveel aan water weer loost op een der bovengenoemde open wateren. Binnenpolders ech ter zijn polders in een polder waarop zij ook uitmalen. Dit nu was bij alle bovengenoemde droogmakerijtjes het geval: zij maalden alle uit op de polder Geestmeram- bacht. Voorts waren er in de loop der tijd nog twee ande re binnenpolders bijgekomen, namelijk de Rekerkoog bij Schoorldam en de Westbeverkoog bij Sint-Pancras, beide ontstaan uit onderbemalen laag land. Al deze polder- tjes hebben een molen gehad, waarvan alleen die van de Grebpolder te Schoorldam nog over is. 52 Oktober 2018

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Van Otterplaat tot Groenveldsweid - Langedijk | 2018 | | pagina 53