Pannekeet, een Langedijker buurtschap in de Waard
We zien drie akkers met daarop een huis met de naam
Pannekeet. Het is een langwerpig houten gebouwtje dat
evenwijdig getekend is aan de Westdijk. In werkelijkheid
stond het huisje op de middelste akker, haaks op de dijk.
Volgens de omschrijving bij dit kaartje was de linker ak
ker van Dirk Remmes, de akker met daarop Pannekeet
van Jan Arentsen en de rechter akker werd verlengd met
een dam, op het kaartje 'plempwerck' genoemd. Deze
vormde later onderdeel van de Bosweg, nu Hasselaars-
weg genoemd.
Tegenover de rechter akker werd over de ringvaart een
houten brug gebouwd. Deze gaf toegang tot het kerk-
pad naar de Kooger Kerk in Zuid-Scharwoude. Die brug
wordt in een verkoopakte uit 1908 nog Zwarte brug ge
noemd. We kennen deze brug nu als de Lange Balk.
Op de kavelkaart van Heerhugowaard uit 1631, met
daarop het land van de Zuid-Scharwouderpolder, zien
we zuidelijk van Pannekeet in de ringdijk een brug. Dit
betekent dat het water van de Zuid-Scharwouderpolder
aanvankelijk in open verbinding stond met de ringvaart
van Heerhugowaard. Later werd het noodzakelijk, door
inklinking van de gronden van de Zuid-Scharwouder-
polder, om deze brug te vervangen door een sluisje.
Southberch ackers en Pannekeet
Het aantal akkers van Zuid-Scharwoude dat door de
ringvaart van Heerhugowaard werd doorsneden be
droeg 38 in getal. De kopeinden daarvan kwamen bin
nen de ringdijk van de Waard te liggen en gingen tot de
Zuid-Scharwouderpolder behoren. Die akkers werden
ongeveer halverwege gescheiden door een brede afvoer-
sloot. Deze liep vanaf de Noorderwijd naar de brug in de
ringdijk (later sluis) en zorgde voor de afvoer van het wa
ter uit de Zuid-Scharwouderpolder. Ten zuiden van die
sloot lagen 22 akkers en ten noorden daarvan 16. Op de
tweede akker ten noorden van die afvoersloot werd het
huis Pannekeet gebouwd en op de derde akker kwam de
Hasselaarsweg te liggen.
De dertien akkers ten noorden van de Hasselaarsweg
werden 'Southberch ackers' genoemd. Er is in de lite
ratuur gesuggereerd dat de naam Southberch iets met
zoutwinning te maken zou hebben. Het woord panne
van Pannekeet zou dan zijn afgeleid van zoutpan. Er zou
hier op het oude land van Zuid-Scharwoude in de vroege
Middeleeuwen door het verbranden van turf aan zout
winning zijn gedaan. Hierover is echter niets met zeker
heid te zeggen. Het is ook heel goed mogelijk dat we de
oorsprong van de naam Pannekeet helemaal niet zo ver
in het verleden hoeven te zoeken. Deze keet op het land
van Jan Arentsen kan met aarden pannen bedekt zijn ge
weest in plaats van met riet, zoals overal elders in die tijd
gewoon was. Een houten keet met pannen in plaats van
riet viel op en zou heel goed de oorsprong van de naam
kunnen zijn.
Vlossers en modderlingen
Voor het werk van de inpoldering van de Waard werden
in 1627 rondom het meer veel van die houten keten ge
bouwd om de duizenden arbeiders die hier werkten als
'slikkers' en 'modderlingen' te kunnen huisvesten. Het
huis Pannekeet was waarschijnlijk zo'n keet. Zo weten
we van de bedijking van de Zijpe dat er minstens drie
duizend van die keten stonden. Dat zullen er voor de
Heerhugowaard niet minder zijn geweest. De arbeiders
kwamen van heinde en ver. Mannengemeenschappen
waren het en hun voornaamste gereedschap was de
schop en de kruiwagen. Daar moesten die arbeiders zelf
voor zorgen. Het werk werd uitbesteed per dijkvak aan
aannemers. Veel onderscheid tussen bazen en knechten
was er niet. Het waren lieden van allerhande soort, die
wanneer ergens een inpoldering plaatsvond, probeerden
een 'besteding', de aanleg van een dijkvak, te bemachti
gen. De arbeiders werden aangeduid als 'speter' (spitter),
'kruier' of 'slechter'. Aan paarden hadden ze in de drassi
ge grond niet veel. 'Diepers' en 'vlossers' (zij die vuil uit
sloten haalden) waren betrokken bij het uitdiepen van de
al met water gevulde sloten en 'slikkeraars' en 'modder-
lingen' baggerden de benodigde specie voor de dijken.
Ervaring met dit werk was niet nodig en die hadden ze
ook niet. Affiniteit met het werk evenmin. Ze kwamen
slechts op het werk af, voor het loon dat ze onmiddellijk
uitgaven aan 'zoetelaars', houders van kraampjes met
voedsel, drank en kleding. Een klacht uit die tijd vertelt
dat zij zich overgaven aan allerlei uitspattingen: 'drinc-
ken, hoereren, dobbelen ende spelen'. De Langedijker bevol
king zal veel te stellen hebben gehad met die plotselinge
invasie van arbeiders. Onderdak vonden ze in houten ke
ten, zoals Pannekeet. De eerste keten werden allemaal op
droge grond geplaatst. Later toen de polder droog viel,
kwamen ze ook in de polder te staan voor het verdere
werk zoals het graven van de perceelsloten en de aanleg
van wegen.
Schuitenmakerij Pannekeet
In de verponding (belastinglij st) van 1655 zien we dat
Pannekeet genoemd wordt als het 'Huijs van Harck Pie-
terszn ofte Pannekeet'. Harck had als achternaam de naam
van zijn woning gekozen. Na zijn overlijden in 1662 ver
kocht zijn weduwe Maertjen Cornelis het huis Pannekeet
aan Pieter Claesz. In 1706 wordt bij Pannekeet een schui
tenmakerij genoemd. De bewoner is Otte Jansz Schuijte-
maker. Hij gebruikte als achternaam zijn beroep. Een ver
koopakte uit 1750 vertelt ons dat Grietje Pieters, weduwe
van Otte Jansz, aan haar zoon Pieter Ottesz het erf met
werkhuis verkoopt, zijnde een schuitenmakerij. In 1763
kocht Bruijn Bruijnsz de Zee, van beroep schepen van
Noord-Scharwoude, het huis met werf en twee hellingen
van Jan Jansz Dorregeest om deze door te verkopen aan
Jan Jansz Nat uit Zaandam. Toen Jan Nat overleed, kon
zijn weduwe Heijltje Willems de lasten niet meer opbren
gen. Bruijn Bruijnsz de Zee schoot haar te hulp en kocht
44
Oktober 2018