echtszaak gemeente tegen
H eer van Zuid
narwoiLKD
ne
4pzo
Arie Kaan
In de jaren 70 van de vorige eeuw begon de gemeente Langedijk tegen de Heer van Zuid-Scharwoude een rechts
zaak. Je zou zeggen dat er dan toch wel heel wat aan de hand moest zijn voordat het zover kwam. Wat had de
gemeente tegen deze Heer om hem een proces aan te doen? Had die het zo bont gemaakt en de gemeente zo getergd
dat de enige uitweg een proces kon zijn? Zeker als we zien dat het om een bedrag van f535,88 per jaar gaat, was het
dan allemaal wel de moeite en de (juridische!) kosten waard om dit aan te gaan vechten?
Om goed te begrijpen waar het nu precies om ging, moeten we eerst maar eens in de historie duiken. Het is dan
wel nodig om een paar honderd jaar terug te gaan in de tijd. Een tijd waarin Heerlijke rechten van een Heer
normaal zijn, een tijd dat je een dorp kon kopen en Heerlijke rechten mocht uitoefenen.
De Heer en de Heerlijkheid
In de middeleeuwen kon een graaf aan een edelman, die
zich verdienstelijk had gemaakt, een stuk land in beheer
geven. Het stuk land van zo'n Heer is dan een Heerlijk
heid met Heerlijke rechten. Die rechten waren onder
andere dat je een schout mocht benoemen en de lagere
rechtspraak mocht regelen. De inkomsten kreeg je onder
meer via het tiendenstelsel. Dit stelsel was een belasting
op de gewassen, waarvan de Heer een tiende kreeg.
In het begin van de 80-jarige oorlog (1568-1648) verklaar
den de Staten-Generaal zich in 1581 onafhankelijk en er
kenden hun koning Filips II niet meer. De grafelijke rech
ten gingen naar de Staten van Holland en West-Friesland
en die droegen het beheer ervan weer over aan de stad
houder. In 1702 komt echter het probleem dat alle man
nelijke nakomelingen van die stadhouder, Willem III (on
dertussen koning van Engeland), zijn uitgestorven. De
Staten nemen het beheer over de grafelijke domeinen nu
weer over maar zitten in geldnood. Ze verkopen daarom
verschillende delen als Heerlijkheden aan particulieren.
Soms kocht een dorpsbestuur het met alle rechten (dat
deed Broek op Langedijk, voor f 20.000), maar meestal
ging het naar een regent.
Jacob Mispelblom Beyer (1696-1757, in 1730)
de eerste 'Heer van Zuijdscharwouw'
Wie koopt de Heerlijkheid Zuid-Scharwoude?
Op die manier koopt Jacob Mispelblom Beyer (1696
1757) in 1730 voor f 19.100 de Ambachtsheerlijkheid
Zuid-Scharwoude, want Zuid-Scharwoude ligt in een
ambacht, het Geestmerambacht. Deze Jacob Mispelblom
Beyer was Raad in de Vroedschap van Schiedam.
De rechten bestonden onder andere uit het vis- en jacht-
recht, het innen van diverse belastingen waaronder het
Tiendrecht, het spreken van recht in lagere zaken en ui
teraard het voeren van de titel 'Heer van Zuid-Scharwou-
de'. Hij benoemde ook de schout en de secretaris.
Datum op de koopakte, 15 augustus 1730
In juli 1731 bezoekt hij zijn nieuwe aanwinst en wordt
met veel feestelijkheden onthaald. Verder laat hij het aan
de schout over om de belasting te innen. In het verleden
gaf dat soms een heel gedoe hoe je de gewassen op de
waarde van 1/10 kon bepalen. Maar gelukkig hebben de
Staten voor de ambachtsheerlijkheden bij de verkoop in
1730 een vast geldbedrag per jaar vastgesteld. Voortaan
moet Zuid-Scharwoude elk jaar f 535,88 betalen. Enkele
andere inkomsten leveren Jacob Mispelblom Beyer nog
ruimf 25 op. De schout moet dat allemaal innen en maakt
het weer over aan de ambachtsheer Mispelblom Beyer.
Opvolgers van Jacobus Mispelblom Beyer
Als Jacobus Mispelblom Beyer in 1757 overlijdt, gaan de
rechten als erfenis naar zijn zoon Hendrik David Mispel
blom Beyer (1720-1776). Die kiest liever voor zijn mili
taire loopbaan en hij doet daarom afstand van de erfenis
ten gunste van zijn broer Jan Jacob Mispelblom Beyer
(1725-1810). Die vervult een aantal bestuurlijke functies
en is net als zijn vader Raad in de Vroedschap èn Schepen
Oktober 2016
39
ii ^hrJi irrivtnm