De witte boetjes woon. De eerste boet die hij bouwde lukte niet echt goed, maar hij maakte al snel vorderingen. Na verloop van een aantal jaren had hij er een stuk of zeventien gebouwd. De bouwkosten waren laag, dus hij kon ze voor een betrek kelijk lage prijs verhuren. Zo rond 1965 kostte de goed koopste boet ongeveer 130 gulden per jaar en de duurste 150 gulden. Dat was inclusief stroom. Vooral bij startende tuinders vonden ze grif aftrek. Als je vroeger als tuinder wilde beginnen, had je weinig no dig. Machines bestonden niet, dus een stuk land van de kerk of een particulier, een koolboet, een schuitje en wat basisgereedschap en je kon aan de slag. Voor velen bete kenden de witte boetjes een opmaat naar een mooi bedrijf in de verkaveling. Materialen De boeten hadden halfsteens muren. De westmuur van de ene boet was tevens de oostmuur van de volgende. Van isolatie was geen sprake. In strenge winters was dat een probleem. Kool vriest vrij snel 'bok' en is dan onver koopbaar. De kool werd met karton of kleden afgedekt. Overal stonden petroleumkacheltjes of petroleumstellen om de temperatuur boven nul te houden. Dat was soms een hele toer. Sjaak Buter met twee kalfjes bij de witte boetjes. Links zien we nog net een stukje van de poterbewaarplaats. Rechts vooraan de bietenboet, daarachter de veestalling en daar weer achter de hooiopslag. Herman Buter huurde de drie boetjes rechts op de foto. Hij beheerde de poterbewaarplaats. De vloer bestond uit aangetrapte aarde. Zo'n vloer ademt en dat is voor het bewaren van kool helemaal zo slecht nog niet. Alleen de boet die Herman Buter gebruikte voor het stallen van zijn vee had een betonnen vloer met een groep. Dat had Berkhouwer keurig in orde gemaakt. Het schijnt dat hij zelf nog met het idee heeft rondgelopen om wat vee te gaan houden. Het is niet bekend of hij om die reden deze schuur inrichtte voor het houden van vee, of dat hij dit speciaal deed voor Herman. Namen van huurders Het lukte me een aantal namen van huurders te achterha len. De lijst is niet volledig. Met name de eerste huurders kon ik niet achterhalen. Ik noem Joop Bruin, Herman Bu ter, Cor Duineveld, Piet Duijs, Ted Weel, Masteling, Jan Koenis, Jan Kraakman, Cees Kruijer, Willem Leegwater, Jaap Weel, Jan Weel, Niek Hessing en Jan Hessing, gebr. Stoop, Cor van der Vliet en Tinus Zijp. Rond 1971 werd de veestalling zo slecht dat die aan alle kanten gestut moest worden. Cees Rutsen nam die klus voor zijn rekening. Het nieuwe bedrijf aan de Veertweg was toen al in aanbouw maar de oude veestalling moest toch echt nog een jaartje mee. De foto laat duidelijk zien hoe slecht de boetjes rond 1971 waren. De veestalling van Herman Buter was de laatste boet op de rij. Herman huurde ook de boet ervoor. Daarin be waarde hij de voerbieten voor het vee. Aan de westkant was nog een overkapping zonder muren voor de opslag van het hooi. Herman had elf koeien en wat jongvee. Meer kon er niet in de stal. De hygiënische omstandigheden waren slecht. Er was geen leidingwater dus spoelde Herman zijn melkgerei in sloot. In die zelfde sloot kwam de ier uit de groep terecht. De waterkwaliteit was sowieso vaak niet zo best. Sjaak Buter, een oomzegger van Herman, hielp zijn oom van jongs af aan op zijn boerenbedrijfje. Sjaak gaf op de leeftijd van een jaar of vijftien te kennen dat hij boer wil- 52 Oktober 2014

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Van Otterplaat tot Groenveldsweid - Langedijk | 2014 | | pagina 53