Ontstaan van de Langedijk in de Middeleeuwen Een andere verklaring voor 'walth' is weide, immers de nog niet ontgonnen veengronden van het deel van het Geestmerambacht die bij Oudkarspel, Noord- en Zuid-Scharwoude behoorden, werden aanvankelijk ge bruikt als gemeenschappelijke weiden voor het vee van de dorpelingen uit Schoorl en Bergen (Pannekeet, 1971, 1988). Ouderdom dorpen Langedijk Dat Oudkarspel het oudste dorp is, kunnen we niet al leen afleiden uit de oude oorkonden en de naam (de oude kerk) maar ook uit de oorspronkelijke namen van de pa troonheiligen van die eerste kapellen die aan de Lange dijk werden gebouwd. In het Christendom is het name lijk gebruik dat een nieuw kerkje een beschermheilige krijgt toegewezen. Zo'n heiligennaam zegt iets over de ouderdom van het kerkje. De Franken die in de Middel eeuwen over ons land heersten, hadden een bijzondere verering voor St. Maarten. Hij was bisschop van Tours en wij vieren zijn naamdag nog steeds op elf november met het kinderfeest Sint Maarten. De eerste kerk in Utrecht, door de Franken gesticht, was dan ook aan deze heilige gewijd. Vervolgens stichtte Utrecht een dochterkerk in Schoorl. In de hiërarchie van patroonheiligen staat Johan nes de Doper bovenaan. Hij wordt gezien als de eerste christen. De kerk in Schoorl werd dan ook aan Johannes de Doper of Sint Jan gewijd. Vervolgens stichtte de kerk in Schoorl een dochterkerk in Oudkarspel en wijdde deze aan Sint Maarten. Er werd indertijd een vernoemingsysteem gehanteerd, zoals we dat vroeger ook bij families kenden. Oudkarspel stichtte een nieuwe kapel aan de Kerklaan in Noord-Scharwoude, en u raadt het al, die kreeg als patroonheilige Sint Jan. We zien dus in tijd opvolgend van Utrecht tot Noord-Scharwoude de namen Sint Maarten, Sint Jan, Sint Maarten en weer Sint Jan. Waarschijnlijk tegelijk met Noord-Scharwou- de is de kerk in Zuid-Scharwoude ontstaan. Dit concludeer ik uit het feit dat er geen ver noeming plaatsvond. Men had een extra heiligennaam nodig. Na Sint Jan komt in de heiligen hiërarchie de eerste onder de aposte len, namelijk Petrus of Sint Pieter. De kerk in Zuid-Scharwoude werd daarom aan Sint Pie ter gewijd. De kerk van Broek past niet in dit rijtje en lijkt daarom van jongere datum te zijn. De kerk was namelijk gewijd aan St. Pontia- nus, een heiligennaam die pas later in zwang kwam. Zo wijzen deze patrocinia van de Lan- gedijker kerken op een hogere onderdom voor Oudkarspel, Noord- en Zuid-Scharwoude dan die voor Broek (Komen, 2006). Veenontginning Hoewel geen enkele oude bron vertelt hoe het Geestme- rambacht er in de Middeleeuwen uitzag, zijn de meeste historici het er over eens dat geheel West-Friesland be dekt was met een meters dikke veenlaag, die ver boven de zeespiegel uitstak. Ook het Geestmerambacht, van Schoorl tot aan Veenhuizen, was met veen bedekt (Edel man, 1958; Beenakker, 1988; Rappol, 1994). Dit veengebied was onbewoonbaar, totdat omstreeks 800-900, tijdens een klimatologische zeer droge periode, de akkers in de duinstreek met duinzand onderstoven en onbruikbaar werden. De bewoners waren genoodzaakt in oostelijke richting nieuwe akkers te zoeken. Zij vonden die in de toen wat drogere en dus beter begaanbare veengebieden. Vanuit Schoorl en Bergen koloniseerde men omstreeks het jaar 900 de oostelijk van de Rekere gelegen veengebie den. Door middel van het graven van lange rechte sloten werd dit veen ontwaterd en geschikt gemaakt voor ak kerbouw. Men trok groepsgewijs lopend vanaf de Rekere het Geestmerambacht in, van west naar oost, tot men een kavelblok van voldoende grootte had bereikt. Daar groef men van noord naar zuid, evenwijdig aan de Rekere, een sloot. Dit was nodig omdat het nog niet ontgonnen veen gebruikt werd als gemeenschappelijke weidegrond voor het vee van het gehele dorp. Dat vee graasde daar vrij. Deze gemeenschappelijke weiden werden 'meent' of 'mient' genoemd. Vervolgens werd het vee over de nieu we sloot gejaagd naar de daar nog aanwezige niet ont gonnen veengronden, die als nieuwe meent in gebruik werden genomen. De veenverkaveling welke zo kenmerkend is voor West-Friesland. De eerste fase laat enkele boerderijen zien, gelegen in een nog niet ont gonnen veenlandschap. In de tweede fase heeft men evenwijdig aan elkaar sloten in het veen gegraven. Hierdoor wordt het veen ontwaterd om als akkerland gebruikt te kunnen worden. De derde fase laat zien dat men verder het veen is ingetrokken voor nieuwe akkers. Daar werden boerderijen gebouwd en ontstaan nieuwe dorpen. Oktober 2014 29 >L

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Van Otterplaat tot Groenveldsweid - Langedijk | 2014 | | pagina 30