Buitenzorg
vind ik een stuk van de gemeente Langedijk waarin de
naam "Buitenzorg" voorkomt. Vanaf 1950 is de naam of
ficieel "Buitenzorg".
Het gebouw
Het gebouw was een grote voormalige boerderij die lang
in gebruik is geweest bij het bestuur van het Geestmer-
ambacht. Ik stel me zo voor dat er in 1913 betrekkelijk
weinig aan het gebouw is veranderd. Ik baseer dit op het
gegeven dat het pand kort na aankoop in gebruik is ge
nomen als huis voor ouden van dagen. Begin 1942, dus
tijdens de Tweede Wereldoorlog, was er sprake van een
grote verbouwing. De bedoeling was twee vleugels aan
te bouwen waardoor meer mensen een plaatsje konden
krijgen en het comfort van de bewoners zou kunnen ver
beteren. Door de oorlogssituatie is de verbouwing toen
niet doorgegaan. Na de oorlog is het plan weer van stal
gehaald en in 1949 gerealiseerd. Door deze uitbreiding
konden 17 bejaarden extra opgenomen worden, waar
door zo'n 35 ouderen in het tehuis konden wonen. Het
gemeentebestuur moest vechten bij de hogere instanties
om zo vlak na de oorlog een dergelijk groot bouwplan
te kunnen realiseren. Het gemeentebestuur wees er in
haar brieven op dat door de extra opnamecapacitiet van
17 personen, zo ongeveer 10 woningen beschikbaar zou
den komen voor woningzoekenden. De woningnood was
vlak na de oorlog erg nijpend. De argumenten van het
gemeentebestuur vonden blijkbaar een willig oor, want
de verbouwing ging door.
Bestuur
Het bejaardentehuis is in 1913 opgezet door het college
van diakenen van de Nederlands Hervormde Kerk te
Oudkarspel. De leiding van het tehuis is in handen van
het college van regenten. De diaconie van de Nederlands
Hervormde gemeente Oudkarspel bleef tot 1 januari 1950
eigenaar van het tehuis. Vanaf die datum zwaaide de
Stichting Tehuis voor Ouden van Dagen "Buitenzorg" te
Oudkarspel de scepter. Daarna viel "Buitenzorg" onder
"Omnizorg", een overkoepeling waaronder ook "Zo-
noord" viel Tegenwoordig maakt het nieuwe "Buiten
zorg" in Zuid-Scharwoude deel uit van "Magentazorg",
een grote koepel waarbij veel tehuizen zijn aangesloten.
Mijn herinneringen
Mijn eerste herinneringen aan Buitenzorg dateren van
1957, het jaar dat mijn opa zijn intrek nam in Buitenzorg.
Hij had een piepklein kamertje helemaal aan het eind van
de aanbouw. In het kamertje was een vaste kast, een klein
fonteintje, een opklapbed met ombouw en een klein ta
feltje met twee stoelen. De stoelen gingen 's avonds op
de gang omdat anders het opklapbed niet naar beneden
kon. Op de ombouw van het opklapbed stonden zijn per
soonlijke bezittingen en, niet onbelangrijk, zijn blikje met
zwarte ballen.
De wc's en de badkamer bevonden zich in de boerderij
zelf. De meeste bewoners voelden er niet zoveel voor on
der de douche te gaan. Ze poedelden zich liever bij het
fonteintje. De mensen waren dat ook zo gewend. Directie
en personeel deden hun uiterste best de bewoners zo ver
te krijgen dat ze van de douche gebruik gingen maken.
Het sociale leven speelde zich grotendeels af in de con
versatiezaal. Voor het ontbijt, de warme maaltijd, thee,
koffie, televisie kijken of een spelletje, eigenlijk voor alles
dat maar te verzinnen is, kwam men samen in conversa
tiezaal. Volgens mij had Buitenzorg in 1957 al televisie. De
televisiedichtheid onder de bevolking was toen nog niet
zo groot. Thuis kregen we pas in 1963 televisie. Alhoewel
we daar nu anders tegenaan kijken, was Buitenzorg, ze
ker na de verbouwing van 1949, redelijk comfortabel. De
mensen hadden een eigen kamertje en dat was lang niet
overal het geval.
Het leven in Buitenzorg
Hannie Wijn, die een aantal jaren in Buitenzorg werk
zaam is geweest, vertelt over de dagelijkse gang van za
ken in Buitenzorg:
"Het personeel kwam binnen rond half acht 's morgens,
op het moment dat het ontbijt werd klaar gezet. De direc
trice, die als enige 's nachts in Buitenzorg aanwezig was,
was dan al druk bezig met het ontbijt. Om half acht kwa
men de bewoners binnen en zocht iedereen zijn of haar
vaste plek aan tafel op. Om tien uur was het koffietijd en
om twaalf uur kwam de warme maaltijd op tafel. Om drie
uur was het theetijd, om zes uur werd er brood gegeten en
om acht uur 's avonds was er weer koffie. Het personeel
at mee en hielp intussen mensen die niet meer zelfstandig
konden eten. Van rusttijden voor het personeel was dus
niet echt sprake. Alle bewoners hadden, voor zover dat
mogelijk was, een taak: een aantal mannen hield het erf
bij en verzorgde de groentetuin. De vrouwen maakten de
groenten schoon en schilden de aardappelen. Een deel
van de bewoners was nog zo gezond dat ze best iets kon
en ook wilde doen. Een van de bewoners hield achter
het huis konijnen. Hij had zelf de hokken in elkaar getim
merd en had hierdoor iets om handen.
Eens in de week moest de conversatiezaal leeggehaald
worden, want dan moest de dweil erdoor. De bewoners
hielpen met het wegzetten van de stoelen. Het personeel
deed de tafels. Eens in de maand moest de vloer in de
was. Ook nu werden de meubels met hulp van de bewo
ners buiten de zaal gezet. Eerst moet de zaal gedweild
worden en daarna kwam het wasblok voor de dag, een
zwaar houten blok waaraan een doek met was zat. Dit
was zwaar werk en je moest ook nog uitkijken, want dit
blok mocht niet tegen de plinten komen.
Het personeel moest natuurlijk ook zorgen voor het
schoonhouden van de andere ruimten en de woonver
trekken van de bejaarden.
Oktober 2012
39