Jeugdherinneringen uit de oorlogstijd
Mevrouw wilde ze niet horen. Dat was niet alles.
We aten ons brood op in een volkscafé aan de Martelaars
gracht. De eerste keer bij het eten, keken de mensen het
brood uit onze mond. Als kind heb je minder in de gaten,
vind je alles gewoon. Moeder zei: "Dat is geen harden, de
volgende keer krijgen ze ook een sneetje". Dus volgende
zondag 2 broden mee in het rieten koffertje, een zak met
belegde boterhammen in de tas. Niet alleen dat we brood
meenamen, ze moest op zaterdag ook nog alles bakken.
Dat gebeurde op een petroleumstel. Dat vond ik toen al
lemaal heel gewoon. Naarmate ik ouder ben geworden
ben ik daar erg trots op.
Mijn broers gingen in de week op bezoek, wanneer ze
toch met de schuit in Amsterdam lagen. Soms gingen ze
met de schuit voor het ziekenhuis liggen, zodat vader de
schuit kon zien. Hij vond dat geweldig, kon dan zien dat
het werk gewoon doorging.
Gezonken vrachtboot
In de vakantie ging ik veel met de schuit mee. Zo ook een
keer met broer Jan, zijn vrouw en een personeelslid. In
die tijd werd een personeelslid knecht genoemd, dat nu
discriminerend is.
Dat zal ik nooit begrijpen. Een baas werkte net zo hard
als een knecht, in vele gevallen nog harder. In ieder geval
was het gezellig. Jan had een vracht aardappelen voor
Amsterdam. Hij moest lossen aan de Motorkade in Am
sterdam-Noord. Enkele dagen ervoor was Amsterdam
Noord gebombardeerd. Het was echter de bedoeling ge
weest om de Duitse marinewerf te bombarderen. Helaas
kwamen alle bommen op een woonwijk terecht. 's Mor
gens zei broer Jan: "Kom op Joop, we gaan even kijken".
Jan zag een vrachtboot onder water liggen. Daar wilde
hij het zijne van weten. We moesten over een hekje stap
pen, dan over een dijkje lopen langs een heel diepe krater.
Daar was een bom gevallen. Ik vond het doodeng. Bij de
boot aangekomen zag ik een verdronken man met een
ruiten overhemd, half rechtop. Ik denk dat hij vast zat.
Er stond een politieagent bij, die ons sommeerde weg te
gaan. Jan zei dat hij wilde kijken van wie de boot was. De
agent begreep dat hij misschien wel enkele inlichtingen
kon geven. Hij mocht blijven maar dat meisje moest te
rug. Alleen langs die krater, over het hekje en wachten op
broer Jan. Ik meen dat die boot van Elleswijk uit Utrecht
kwam, zeker weten doe ik het niet. Ik was enorm blij toen
Jan terug kwam. Wij weer naar de schuit. Tegenover de
Motorkade lag de Duitse Scheepswerf, dat was niet zo'n
prettig gevoel. 's Avonds mocht ik iets later naar bed, heb
echter niet lekker geslapen. Ik was blij dat de schuit ge
lost was en wij weer naar Oudkarspel gingen.
Vertrouwen II' bij vertrek vanaf de Noordscharwouder sluis. Achter de naam staat:
Voedseltransporten. Op de plecht schipper Oud met haak. Links van hem Van Nienes.
Het witte huisje stond bij de oude sluis en was van Ma en Klaas Wagemaker.
Oktober 2010
11