was eigen. lijk een biaevengaanc [Lei0 Cor Oudendijk Inleiding Postmeester Wanneer we beginnen met een terugblik naar de periode van de 17e eeuw, dan zien we daar het ambt van 'Post meester'. Het postmeesterschap moet je niet zien als een beroep voor 'Jan met de pet'. Je moest uit een gegoede familie komen, aanzien hebben en over flink wat geld beschikken. Kennis van zaken en bekwaamheid waren volstrekt niet nodig. Je hoefde de functie ook niet zelf uit te voeren, getuige de aanstelling in Amsterdam van de tweejarige Willem Munter. Na het storten van een borg tocht was iemand in naam dus postmeester. Hij moest één of meer personen aanstellen om in zijn plaats het on derhouden van de posterijen te laten waarnemen. In feite werd het postmeesterschap dus verpacht. Daar stond wel weer tegenover dat de porto, die toen nog bij aflevering werd voldaan, moest worden betaald aan de postmeester. De Franse Tijd Overal ontstonden lokale postbedrijfjes, wat niet als renda bel en functioneel werd ervaren. Op 1 juli 1752 vond er een overdracht plaats van de Stedelijke Posterijen in Holland en West-Fries land aan het Gewest. Een poging om te komen tot een meer uniforme en gestandaardiseerde aanpak. Voor de Franse tijd waren het vooral de schippers die zich over de (schaarse) correspondentie ontfermden. Net als zoveel zaken in het he dendaagse Nederland, ligt ook het begin van een echt structurele verandering in de postvoorziening in de Franse Tijd. Ten tijde van de Bataafsche Republiek, toen ons land een onderdeel van Frankrijk werd, werden de Posterijen nati onaal verklaard. Dit gebeurde om precies te zijn op 15 januari 1799. Het doel was om te komen tot een uitgebreider netwerk van postkan toren. Erg snel ging dit niet want pas in 1803 trad dit besluit echt in werking. De politieke toestand zal hieraan niet vreemd zijn geweest, maar ook hierna geloofde men het in zekere zin wel. Wa ren er in 1816 in Nederland 81 postkantoren, in 1849 be droeg dit aantal pas 94. De bestelling van brieven liet nog veel te wensen over. Verzending was alleen maar kosteloos naar plaatsen waar een kantoor gevestigd was. In elke andere plaats werd een bestelgeld gevraagd van 2% cent voor bestel ling in de kom van de plaats en zelfs meer voor de bui tenwijken. Een plaatselijke postverdeler nam brieven in ontvangst om ze door te geven aan de passerende postil jons of boden, maar daarnaast bezorgde hij ook de post in en rond het dorp waar hij aangesteld was. Meestal kwam het erop neer dat de plaatselijke bakker of herber gier vanuit een achterkamer dit werk als bijverdienste verrichtte. De meeste verdelers kregen geen salaris van de Posterijen. Zij ontvingen een bepaald bedrag voor het beschikbaar stellen van de benodigde ruimte in hun huis. Verder bestonden hun inkomsten uit de bedragen die ze aan de geadresseerde mochten vragen voor de brieven die op hun kantoor binnenkwamen of voor brieven die aangeboden werden ter verzending. Aan hun woonhuis werd een brievenbus bevestigd waarin de dorpelingen hun te verzenden post konden deponeren. De Postwet In de ons omringende landen, in het bijzonder in Enge land, had men al geheel of gedeeltelijk een uniform por tostelsel. Van een Langedijker brievengaarder is geen foto bewaard gebleven. Wél toont een foto van Ariën Schild, brievengaarder in Nieuwe Niedorp, hoe imposant een dergelijke functie in die tijd was. Schild was helemaal in uniform. 24 Oktober 2009 In het artikeltje over de Kromme Brug lazen we over Jan Greidanus die zijn vader Jacob opvolgde als brieven gaarder. Een benaming die heden ten dage niet meer de herkenning zal opleveren die het deed in de 19e eeuw. Laten we eens kijken wat het vak van brievengaarder nou eigenlijk inhield.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Van Otterplaat tot Groenveldsweid - Langedijk | 2009 | | pagina 25