't Regthuis 1808-2008
De waag
Waaggebouwen of weeghuizen waren bedoeld voor het
afwegen van waren, wagenvrachten en vee. Ze vervulden
hoofdzakelijk in de Nederlandse steden een economische
sleutelpositie. Het laten wegen van goederen was niet ge
heel vrijblijvend. Iedere groothandelaar was verplicht de
goederen die hij wilde verkopen, te laten wegen in een pu
blieke waag. Dit om te voorkomen dat er conflicten zouden
kunnen ontstaan tussen koper en verkoper. Er gold wel
een minimum gewicht. In een dorp als Barsingerhorn was
dat 25 pond. In dorpen kwam een waag wel wat minder
voor dan in een stad. Maar weinig mensen bezaten weeg
schalen en in het waaggebouwtje kon iedereen goederen,
bijvoorbeeld zaad, groenten of kaas tegen een kleine ver
goeding laten wegen. Het zogenaamde waagbriefje dat de
koopman ontving was voor de afnemer een garantie voor
het juiste gewicht van de koopwaar. Bovendien dienden
de goederen ook gewogen en gemeten te worden om de
accijnzen te kunnen vaststellen. Vanuit de behoefte aan
openbare en betrouwbare maten en gewichten ontstond
het waagrecht als een gemonopoliseerde nijverheid.
De bouw en stichting van waaggebouwen in Nederland
is niet beperkt gebleven tot een bepaalde eeuw. Vanaf het
moment dat steden zelfstandig werden, dat gepaard ging
met de opkomst en bloei van de handel tot aan het begin van
de 20ste eeuw, zijn er waaggebouwen verrezen. In de meeste
gevallen stond de waag op het centrale punt van de stad of
daar waar het economische nut het grootst was. Vandaar dat
in Oudkarspel werd besloten de waag achter 't Regthuis te
bouwen. Het waaggebouw moest goed bereikbaar zijn voor
de aan- en afvoer van goederen. Hierin was voorzien door
vanaf de Voorburggracht een 'lient' of 'diksloot' te graven,
zodat schuiten tot vlakbij de waag konden komen.
De vroegste waaggebouwen waren niet meer dan simpele
houten gebouwtjes. Door de toenemende handel werden
de gebouwen wat groter en velen werden voorzien van een
overhangend dak of luifel om de goederen tegen weersin
vloeden te beschermen. Een vierkant grondplan was voor
de eerste stenen waaggebouwen gebruikelijk. Later, tussen
1500 en 1550, ging men in steden ook over op een rechthoe
kig grondplan. De grootte van het gebouw was afgestemd
op de omvang van de handel. Er was ook bij veel wagen
geen sprake van een zelfstandig waaggebouw. De plaatsing
onder het raadhuis (Jisp, De Rijp) of in een aangebouwde
ruimte tegen het stadhuis of tegen een kerk was ook gebrui
kelijk bij de minder grote steden. In een dorp als Oudkar
spel bleef de uitvoering van de waag eenvoudig en verrees
er geen architectonisch hoogstandje in steen. In de meeste
gevallen kreeg de plaatselijke timmerman de opdracht, die
over het algemeen echter geen onverdienstelijk werk lever
de.
In de loop van de 19de en de 20ste eeuw zijn veel waag
gebouwen afgebroken omdat van lieverlee het gebruik
van de waag afnam. Dit lot overkwam ook de eenvou-
Op basis van de plattegrond en het bestek uit 1901 moet de
waag in Oudkarspel er ongeveer hebben uitgezien als op deze
tekening (tekening Cor Oudendijk)
dige waag van Oudkarspel.
Uit een bestek van 1 september 1901 blijkt dat 's morgens
te 11 uure ten raadhuize aldaar zal worden aanbesteed
het bouwen eener politiewoning met bijlevering der be-
noodigde materialen, arbeidsloonen, transporten enz. In
artikel 1 van het bestek lezen we: 'Het bestaande waag
gebouw achter het Raadhuis geheel weg te sloopen en de
fundeeringen uit te rooden. De steen kan na vlak gebikt
te zijn, weder worden verwerkt, zoomede de straatste
nen en pannen.' Afbeeldingen van de waag zijn nooit ge
vonden. Wel kwamen bij de restauratie van 't Regthuis in
1988 op de oorspronkelijke westmuur de contouren van
de waag tevoorschijn. Uit een bewaard gebleven schets
weten we dat het gebouwtje een afmeting had van 3 el en
66 voet aan de korte zijde tegen het raadhuis aan en 4 el
en 92 voet aan de lange zijde. Omdat in die tijd de oude
aanduiding van ellen en voeten in het spraakgebruik nog
werd gebezigd, weten we dat hier wel degelijk meters
werden bedoeld. De afmetingen waren 3.66 meter bij 4.92
meter. Aan de noordzijde had de waag een deur en aan
de zuidzijde een raam. Op de noodwestelijke hoek was
een inpandige regenbak.
Tegen de westelijke muur bevond zich een cel met een
brits voor arrestanten. Deze cel was daar in 1882 aan
gebracht op voorstel van de toenmalige veldwachter
Gerben Kots. De cel was bedoeld om 'personen in op
te sluiten en tenminsten als zij in beschonken toestand
verkeeren, want dan zijn sommigen bijna gek of razend'.
Vóór 1882 werden ook wel lieden in de waag vastgezet
maar dan kon die persoon veel kwaad doen aan de ba
lansen, gewichten en schalen.
Oktober 2008
31