D ie winters van vroeger Cor Oudendijk Bij de Amerikaanse windmolen, die de Oudkarspelder polder (Waarlanders noemden het de Nieuwe polder) bemaalde, staat een groepje schaatsliefhebbers. We zien v.l.n.r: 1.Gon Smit, 2.Nel Hemke, 3.Grietje Keppel, 4.Maarten Visser, 5.Nel Stam, 6.Ali Nap. Inleiding Oudere mensen hoor je dikwijls praten over de winters van vroeger. Die ouderwetse winters heb je tegenwoor dig niet meer! Ook uit winters van een nog verder ver leden zijn ons gegevens bekend. Zo was de winter van 1794/95 berucht, toen de Fransen over de bevroren rivie ren ons land binnentrokken. De mensen konden toen in een gesloten ruimte, zelfs bij een flink vuur, niet warm worden. Het brood werd zo hard als een steen en de kop jes vroren aan de tafel vast! We moeten daarbij niet verge ten dat men in die tijd, en ook nog veel later, geen behoor lijk middel tot verwarming had. Bij een open haardvuur brandde je aan de voorkant bijna je voeten terwijl je rug bij wijze van spreken bevroor. Broeikaseffect, opwarming van de aarde, het houdt ons min of meer regelmatig bezig. 'Die winters van vroeger, dat waren me nog eens winters'. Of het nu warmer is dan een halve eeuw geleden, zal wel erg moeilijk vast te stellen zijn, maar het leek inderdaad in die jaren kou der. Kwam dat nu door strengere winters of hadden we gewoon minder verwarming? Ik weet zelf nog dat er al leen in de kamer een Godinkacheltje stond. Die stookte het wel lekker warm met wat 'zwarte brand', maar toch stonden met een straffe noordooster de bloemen op de ramen. Achter in het huis en boven was het dan ijs- en ijskoud. 's Morgens stond het rijp op de wollen dekens, gecondenseerde adem die bevroren was. Als je jezelf ver- schoonde, werd je verschoning eerst even te warmen ge legd op de kop van de kachel. Met strenge vorst moest de kraan worden afgesloten en stonden er emmers water die van tevoren waren afgetapt. De winters die we nog weten te herinneren Uit de jaren '50 en '60 van de vorige eeuw hebben we fotomateriaal gekregen dat we u niet willen onthouden. Dé winter van de 20e eeuw was die van 1963, qua streng heid gevolgd door 1947. De eerste oorlogsjaren leverden nog drie strenge winters op: 1940, 1941 en 1942. Ook 1929 hoort tot de strenge. In totaal telde de 20e eeuw acht strenge winters. De negentiende eeuw had er dertien, de achttiende eeuw veertien met een gemiddelde onder het vriespunt. Het was niet alleen vervelend koud in die win ters van toen. Er was ook plezier op het ijs. Sneeuwduinen De strengste winters leverden uiteraard ook veel sneeuw op. In de winter van 1963 lag er in het noorden van het land tachtig dagen sneeuw! De zon scheen er volop bij want die winter was met 256 uur zon ook de zonnigste. Ondanks dat het toch niet alle jaren sneeuwde, hebben we herinneringen aan dikke lagen sneeuw. Door de wind werd de sneeuw vaak hoog opgejaagd tot metershoge sneeuwduinen. Sneeuw kan door de wind op drift ra ken. Driftsneeuw, zoals dat in de meteorologie wordt ge noemd, is sneeuw die van de grond opwaait. Oktober 2007 15

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Van Otterplaat tot Groenveldsweid - Langedijk | 2007 | | pagina 16