Langedijker veldwachters. Misschien werd het echte politiewerk wel door een po litieman gedaan in de functie van rijkspolitie, als dat al bestond op een dorp als Noord-Scharwoude. Er valt niet exact te achterhalen wanneer Bardt werd aangesteld we gens het ontbreken van de administratie van de toenma lige gemeente. Hij overleed in mei 1849 op de leeftijd van 56 jaar. Het huis waar geruime tijd veldwachters hebben gewoond. Deze foto moet genomen zijn tussen 1909 en 1914 ten tijde dat Sikke Parma er woonde. Op de fiets diens zoon Oepke. Nu is dit Dorpsstraat 504. (foto S.Parma Hilversum) Pieter Bierman, gemeenteveldwachter Pieter Bierman, de opvolger van Smidt, was geboren op 23 juni 1820 te Hoogwoud als zoon van Klaas Bierman en Maartje Bakker. Hij was dus nog maar 29 jaar toen hij werd aangesteld als gemeenteveldwachter. Bierman kreeg geen salarisverhoging. Hij ontving, evenals zijn voorganger zestig gulden per jaar. Pieter trouwde in eerste instantie met Trijntje Swager uit Noord-Scharwoude, later met Eli sabeth Vroom uit Schardam. Elisabeth, vijf jaar jonger dan haar man, was een dochter van Douwe Vroom en Maartje Rinkel. Het gezin Bierman bestond uit verscheidene kin deren, zodat het mogelijk is dat er nog nazaten in de buurt wonen. Dit is evenwel niet uitgezocht. Pieter heeft heel lang dienstgedaan als wetsdienaar. Bij het overlijden van zijn vrouw in 1899 staat hij nog steeds te boek als gemeenteveldwachter. Hij was toen al 79 jaar. Van een VUT hoorde je toen nog niet. Vrij kort daarna woonde hij in bij zijn zoon Jan, die groentehandelaar was. In het gezin waren verschillende kostgangers. Tussen de commensaals zien we ook de latere uitgever van de Lan gedijker Courant Jan Hendrik Keizer en postman Pieter Heertjes, later kantoorhouder in Oudkarspel. Pieter Bierman overleed op 83-jarige leeftijd in februari 1904. Mannes Krukkert, rijksveldwachter Van oktober 1874 tot april 1876 was rijksveldwachter Man nes Krukkert 'in de kost' bij gemeenteveldwachter Pieter Bierman. Krukkert was afkomstig uit Hellendoorn en was daar in 1843 geboren. Vóór zijn komst naar Noord-Schar woude was hij veldwachter in Warmenhuizen. Hij vertrok naar Geffen in Noord-Brabant. Jacobus Doon Rijksveldwachter In juni 1879 vestigde zich in Noord-Scharwoude de Rijks veldwachter Jacobus Doon. Doon, geboren in Den Haag op 4 november 1837, kwam uit Purmerend samen met zijn vrouw Baaltje Wilhelmina Recourt en zeven kinde ren naar de Langedijk. Als adres staat A1 vermeld, waar schijnlijk het huis aan de Dorpsstraat 504, nu bewoond door H.Kuiper. Het gezin breidde zich in de Langedijker periode uit met nog vier kinderen. In september 1891 werd Doon overgeplaatst naar Utrecht. Hendrik Jan Prijs Rijksveldwachter Doon werd opgevolgd door Rijksveldwachter Prijs. Of hij familie was van Antonie Prijs, de gemeenteveldwachter van Oudkarspel, kan nog niet worden aangetoond. Hen drik Jan Prijs was geboortig van Bodegraven. Ook Prijs woonde in het huis A1, een woning die heel lang het po- litiehuis is geweest. Hendrik Jan Prijs en zijn vrouw Ever- dina Brinkers kwamen in Langedijk met vijf kinderen. Gezien de geboorteplaatsen van deze kinderen moet va der al eerder in Lemmer, Koog aan de Zaan en Zoelmond (Gelderland) hebben gestaan. Prijs vertrok mei 1898 naar Amsterdam om zeven jaar later weer terug te keren als ge pensioneerd veldwachter. Na amper een jaar verlieten hij, zijn vrouw en jongste zoon Hendrik Jan, die schoenmaker was, Langedijk en verdwenen ze naar Hilversum. Willem Jongepier Rijksveldwachter Jongepier kwam in augustus 1896 vanaf Texel naar Noord- Scharwoude. Met hem vestigden zich hier zijn vrouw Aleida Harmsen, geboren te Gendt in Gelderland, en hun zoon Adriaan Anthonius, het jaar daarvóór geboren in Haarlem. In Noord-Scharwoude werden nog drie 'Jon- gepiertjes' geboren, Theodorus Johannes in 1900, Dina in 1902 en Dora in 1904. Het gezin woonde op huisnummer A1, het huis naast de vroegere winkel 'De Gunst' op de scheiding van Zuid- en Noord-Scharwoude. 48 Oktober 2004

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Van Otterplaat tot Groenveldsweid - Langedijk | 2004 | | pagina 49