J
an
bar
roe;
He geregend
He
bier
c
door Paul den Hartigh
9
Een ietwat vaag portret van Jan Vroegop
Jan Vroegop,
baardscheerder,
schipper, barbier,
venter,veldwach-
ter, boekhande
laar. Zo staat hij
omschreven in
het Vroegoppen-
boek. Jan werd
geboren op 14
oktober 1816 in
Broek. Hij was
de zoon van Jan
Vroegop en Antje
Bak. Deze man
met zijn vele be
roepen, trouwde
op 22-jarige leef
tijd met Niesje
Kist. Zijwas in
1815 te Koedijk
geboren als dochter van Pieter Kist en Aagtje Ruiter.
Gedurende hun leven kregen Jan en Niesje twaalf kinde
ren, die alle ruimschoots de volwassen leeftijd bereikten.
Zij zijn de voorouders van zeer veel Hollandse Vroegop-
pen.
Jan Vroegop had de bijnaam van 'de gezegende barbier'.
Waarschijnlijk kwam dit door zijn grote kinderschaar,
maar het kan ook op zijn dichtkunst slaan. Er is van hem
een gedicht bewaard gebleven over zijn gezin met twaalf
kinderen. Hij schreef het ongeveer in 1860. Jan overleed in
1887 op 70-jarige leeftijd. Zijn vrouw Niesje was hem twee
jaar eerder voorgegaan.
Hieronder volgt het gedicht 'De Baardscheerder'.
Onlangs kwam bij mij een man, die vraagt of ik hem scheren
kan
En toen hij dit dan had gedaan, ving hij dit gesprek nog aan
Naar ik hoor en naar ik zien, zijt gij van kinderen ruim voor
zien
O, wat maken zeen geweld. Ik ben er gans niet op gesteld
Zijn dat allen de Uwe? Zeg! Anders jaag de vreemden weg
Maar ik sprak, ze zijn van mijn, 'k heb van elk een half dozijn
Geloof mij man, 't is zo ik zeide: 'k heb zes jongens en zes mei
den
Toen sprak hij: wel is dat waar? Kunt gij die nog uit elkaar?
O ik sprak, dat is geen wonder, ieder kind is toch bijzonder
Wilt gij 't horen leve man, hier hebt gij 't register dan
Antje, Aagje, Naatje, Jan, Pieter Bregje, Jacob, Bram, Aris Rem-
pje,
Gerrit, Trijn, dat maakt samen een dozijn
Het is wel een mooi getal, maar wanneer ik zeggen zal
Of 't geen moeite en drukte geeft voor hem die er twaalf heeft.
Dan zeg ik met vol gevoel: 't geeft een leven en gewoel
't Is een drukte dag en nacht; nooit dat rust of stilte ons wacht
Maar die drukte is het niet die men altijd om zich ziet
't Geen de mens bekommert maakt, dat is iets wat dieper raakt
Als de gure winter slaat met ijzeren hand ons in 't gelaat.
En men heeft dan geld noch brood, dan gewis komt meerder
nood.
't Is wel waar, er leeft een God die bepaalt en stuurt ons lot.
En al kreeg ik er nog meer, 't is een zegen van den Heer.
Maar het spreekwoord is ook waar dat wanneer zon'n grote
schaar'
hongerig zitten aan den disch dat het somtijds sober is
En toch wens ik met mijn hart, wat ons treft van ramp en
smart
dat het ons toch nooit gebeurt dat een kind wordt wegge
scheurd
Want, hoeveel ook in getal, 'k weet nog van geen sterfgeval.
'k Bid dus, Heer geef dagelijks brood, spaar mijn kinderen van
den dood.
De Heer die zegende ons met twaalf lieve kinderen
en tot op deze dag zag ik het getal niet minderen.
De Heer die spaarde ze tot nog toe van de dood.
Och dat hij 't levenslicht in hunne zielen goot
opdat wanneer ook eens hun laatste uur zal slaan
zij zalig dan ook eens den Hemel mogen binnengaan.
De 'baardscheerder'aan het werk
18
Oktober 2004