Historische terugblik autobusvervoer Langedijk
Een mooie foto van een T-Ford autobus. In dit
geval één van de Fa.C.Pijper/Gebr. en P.
Koorn te Spanbroek
Chauffeurs en monteurs van de Firma Kok Tuinman in
1926. Ze staan hier bij de garage in Oudkarspel (nu
Dorpsstraat 900). Geheel links Jan Zeeman die geen chauffeur
was. Verder van links naar rechts de pioniers: Hendrik Engel,
Jan Schrijver, Jan Blom, Lou Tromp, Piet Tuinman en Klaas
Boot. (foto collectie Jan IJff)
De latere modellen hadden wel magneetontsteking, maar
deze open ontsteking was kwetsbaar en bij fijne sneeuw
of regen kon de ontsteking nat worden en de motor sloeg
af. Een maatregel, magneet met een doekje droog maken
en als bescherming je chauffeurspet over de ontsteking.
Om goedkoper te rijden werd het gebruik van de
goedkoper gasolie (dieselolie) ingevoerd. De nu bekende
snellopend dieselmotoren bestonden niet en werden
benzinemotoren omgebouwd om op gasolie te lopen.
Deze motoren moesten op benzine gestart worden (een
klein benzinetankje ingebouwd onder de motorkap). Was
de motor dan warm gedraaid werd met het omdraaien
van een driewegkraan dieselolie naar de carburateur
gestuurd. Stationair draaien was niet mogelijk, de motor
sloeg dan meteen af. De chauffeur moest
dan ook altijd goed opletten als hij moest
stoppen voor het in- en uitstappen van pas
sagiers. Als de driewegkraan te laat werd
omgezet en de gasolie niet geheel vervangen
was door benzine sloeg de motor af.
Bij afgeslagen motor moest de chauffeur de
carburator leeg laten lopen en weer vullen
(handmatig) met benzine. Als dit tijdens de
dienst vele malen gebeurde dan stonk de
chauffeur aan het eind van zijn dienst naar
benzine.
Toen men eind twintiger jaren, begin dertiger
jaren toertochten ging organiseren, ook naar het
buitenland waren de chauffeurs sterk op zich
zelf aangewezen. Bij pech kon men wel proberen
telefonisch contact te zoeken, wat niet eenvou
dig was, met het thuisfront. Vanuit dit thuisfront
werd veelal gesteld van 'je lost het maar zelf op'.
Garagebedrijven waren dun gezaaid en voor
reparatie moest men veelal terecht bij de plaat
selijke smid. Een veel voorkomende schade was
een gescheurde benzinetank. Bekende verhalen
hierover zijn; een chauffeur met een scheur in de
tank haalde bij de plaatselijke slager een stuk, op
maat gesneden, spek en bond dat met touwen
vast over de scheur en kon zonder verdere pro
blemen de tocht afmaken. Of de chauffeur die bij
de plaatselijke smid vroeg of zij de scheur kon
den dicht solderen. Men had daar angst voor en
de chauffeur kreeg soldeergereedschap mee en mocht
achter op het weiland, ver verwijderd van de smidse, zelf
de scheur dicht solderen, wat zonder ontploffing gelukte.
De chauffeurs uit de twintig en dertiger jaren waren naast
pioniers, ook technisch handige 'avonturiers', die de
grondslag hebben gelegd voor de explosieve groei van
het nationale en internationale autobusvervoer.
Bronnen:
Persoonlijk archief van de heer F.J.Rijszvijk (1908-1993),
voormalig chef Technische Dienst N.V. NACO.
Jaargangen 1921 t/m 1933 van de Langedijker Courant.
NACO Nieuws, personeelsblad van de NOC (NACO
Ontspannings Club), jaargang 1952 t/m 1960.
Historisch kentekenregister provincie Noord-Holland;
Rijksarchief Haarlem
'Autobusondernemingen in de Niedorpen en Winkel' door
Aat Wit; Informatieblad nummer 9 van de Stichting
'Historisch Niedorp', december 1987.
Stoomtrams rond Hoorn, J.Kok; oktober 1982.
Oktober 2003
41
iWlutmiffiLTt.