Doodstraf voor een Langedijker
Hij gaf zich daarbij uit als hopman of kapitein en wierf
zijn 'rekruten' hoofdzakelijk in Friesland. Op 15 oktober
1568 was hij bezig volk te werven in Sneek. Ene Pier uit
Bakhuizen verschafte hem overtocht op een schip,
gehuurd door een Amsterdammer. Vanuit waarschijnlijk
Mirns in Gaasterland stak de 'guerillaploeg' over. Tot de
groep behoorden vijf mannen uit Oldega, Stavoren en
Noordwolde. De Amsterdammer verliet het schip tussen
Enkhuizen en Medemblik, waarna het schip koers zette
naar de kust tussen Medemblik en Kolhorn.
Met zijn zessen zetten zij koers naar 'een lang dorp'. Het
is onduidelijk welk dorp hiermee bedoeld wordt, het zou
Twisk kunnen zijn, maar evengoed Barsingerhorn of
Winkel. Eén van deze twee laatste lijken waarschijnlijk
omdat in dit dorp een herbergier, genaamd 'Bouffken'
hen naar de Keins begeleidde. Hiervandaan trok de ploeg
richting Groet. Intussen hadden zich meer strijders bij het
legertje van Dirk aangesloten. Uit latere verhoren bleken
hier ook nogal wat landlopers bij te zitten. Op een
bepaald moment moeten het er dertig zijn geweest, ter
wijl er aan het einde ±17 of 18 overbleven. Tot de groep
behoorden o.a. drie mannen uit Groet en één uit Petten.
Hoewel de bende een poging deed om 'crijchsgewijs', dus
als een echt leger te opereren, had de hele onderneming
meer van aanranding, beroving en terrorisering van de
plattelandsbevolking. Zij braken in zowel in huizen als in
kloosters en bestalen geestelijken.
De rooftocht door West-Friesland
Vanuit Groet trok de bende richting Wognum, waarbij
zich weer meer lieden aansloten. Hierbij waren onder
meer Evert Jansz. uit Hoogwoud en Quirijn Harckz. uit
Langedijk.
Allereerst werd de woning van een kerkmeester in
Schoorldam vernield en een flinke buit gemaakt. In
Schoorl werd uit naam van de prins van Oranje het huis
van de schout geplunderd. In Schagen namen zij hun
intrek in een nonnenklooster. Hier werd een oud vaandel
buitgemaakt waarmee de uit Friesland afkomstige
Gerbrandt Pietersz. tot vaandeldrager werd gebombar
deerd.
In Winkel werd Jan Nanninx, de priester aldaar, met een
bezoek verblijd. Men brak zijn huis open, haalde alles
overhoop en verdween met een 'tasse metten gelde', 's
Nachts werd de pastoor van Hoogwoud uitgeschud en
vandaar trok de groep ongeregeld naar Wognum, Zwaag
en uiteindelijk naar het Reguliersklooster in
Westerblokker. Over een bezoek aan één der Langedijker
dorpen wordt niets vermeld, zodat Quirijn Harckz. wel
licht ergens anders is aangeschoven.
Inmiddels zaaide het legertje onder aanvoering van Dirk
Maertensz. overal paniek, maar geen der dorpen bleek in
staat ze een halt toe te roepen. De stad Hoorn moest uit
eindelijk een einde aan de wandaden van de avonturiers
maken. De Vroedschap van Hoorn besloot op 22 oktober
1568 om de 'vagabonde knechten' gevangen te nemen.
Dezelfde dag gelukte het om de groep, toen bestaande uit
17 a 18 personen op de Zwaagdijk te arresteren. Hier ein
digde de rooftocht.
De terechtstelling
Dirk Maertensz. van Schagen, de vaandeldrager
Gerbrandt Pietersz. uit Nijega, Jacob Jacobsz. alias
Meynaerts uit Groet, Holle Hannes uit Bakhuizen en Jan
Lubbertse alias Cranckhooft uit Hoorn, werden gevangen
gezet in de Voorpoort (Gevangenpoort) in Den Haag. Op
13 november 1568 werd Dirk Maertensz. veroordeeld tot
het uitrukken van zijn hart. Daarna zou zijn hoofd wor
den afgehouwen en op een staak gesteld, nadat zijn
lichaam was gevierendeeld. Het vonnis werd dezelfde
dag al uitgevoerd. De vaandeldrager werd zijn hand
afgehakt waarmee hij het vaandel had gedragen. Daarna
werd hij opgehangen en gewurgd. De andere drie wer
den opgehangen.
Twaalf leden van de bende, waaronder een vrouw Trijne
Dirxdr. van Renen, stonden in Hoorn terecht. Trijne werd
gegeseld en ten eeuwigen dage verbannen uit het
Baljuwschap van Medemblik en de stad Hoorn en juris
dictie. Omdat zij in verwachting bleek te zijn werd zij
slechts verbannen en haar goederen werden verbeurd
verklaard. Tien van de elf anderen werden opgehangen.
Hans Theusz. van Broddert in het land van Holst had
zich pas in Opmeer bij de troep gevoegd en was slechts
meegegaan tot Wadway en Wognum. Hij wist de rechters
te overtuigen dat hij was misleid en werd alsnog vrijge
sproken.
Evert Jansz. van Hoochtwoude en Quirijn Harckz. van
Langendijk werden in Medemblik veroordeeld. Evert
had al een strafblad in Purmerend. Door zijn rol in de
parochies van Opmeer, Wadway en Wognum werd hij
veroordeeld tot executie voor het stadhuis van
Medemblik.
Onze vroegere plaatsgenoot Quirijn Harckz. werd tot
dezelfde straf veroordeeld. Op 27 januari 1569 was de
zaak echter weer bij de schepenen aanhangig gemaakt,
weer verdaagd en daarna nog tal van malen. Uiteindelijk
wezen de schepenen op 13 augustus 1569 vonnis. Hij
werd alsnog schuldig bevonden aan de wandaden van
Dirk Maertensz en zijn troep. Quirijn werd met het
zwaard geëxecuteerd en het dode lichaam werd buiten
dijks bij de galg begraven. Evenals bij alle anderen wer
den al zijn goederen geconfisqueerd. Een ruw einde van
vele levens in een roerige tijd.
Bron: Bijdragen en mededeelingen van het Historisch
Genootschap; 46e deel, 1925 Kemink Zoon.
26
Oktober 2002