t D
N
e eers
eclLer
ée I
lamcL
ILiscJae
L
ers in iL^aiigeciijK
nd
door Tanja Kuiper
'egenwoordig kijken we niet vreemd meer op als we iemand
Jen lopen met een donkere huidskleur. Toen echter begin jaren
'50 grote groepen Indische Nederlanders naar Nederland kwa
men keek men daar vooral op het platteland wel van op. De
familie Van der Zon Brouwer vestigde zich uiteindelijk in
Noord-Scharwoude. Uit het navolgende verhaal van Betty van
der Zon Brouwer blijkt dat de overgang van Indonesië naar
Nederland niet altijd makkelijk is verlopen. Toch zijn Gustaaf
Leopold van der Zon Brouwer, zijn vrouw Elisabeth Ramsche
en hun kinderen volledig in de Langedijker bevolking opgeno
men. Vader en moeder zijn inmiddels overleden maar veel naza
ten wonen nog in Langedijk. We laten Betty hier aan het woord.
De Nederlandse achternaam Van der Zon Brouwer is
afkomstig van mijn vaders opa, die uit Den Haag kwam.
Hij heette eigenlijk Van der Zon, maar is opgevoed door
pleegouders die Brouwer heetten. Uit dankbaarheid heeft
hij later die naam aangenomen. Hij trouwde met een
Friezin en hun zoon begon in Nederlands Indië een rub
berplantage.
Nederlands Indië
Mijn moeder, Elisabeth Ramsche, is geboren op Sumatra,
mijn vader, Gustaaf Leopold van der Zon Brouwer, op
Java.
De vader van mijn
moeder was in het
leger. Af en toe
werden ze overge
plaatst, en zo
doende kwamen
ze op Java terecht.
Mijn moeder werk
te eerst als tabak-
proefster en op de
administratie van
een sigarettenfa-
briek. Later werd
ze gevangenisbe
waarster.
Mijn vader was in
het leger, mar
cheerde vaak langs
die gevangenis en
kwam ook weieens
gevangenen afle
veren. Zo hebben
ze elkaar ontmoet.
Mijn moeder was
toen zeventien.
Elisabeth (Bet) Ramsche en Gustaaf
Leopold (Paul) van der Zon Brouwer,
pas getrouwd
In 1937 zijn ze getrouwd en ze woonden daarna in ver
band met het werk van mijn vader in verschillende plaat
sen, zoals Malang, Bandoeng, Buitenzorg (dat heet nu
Bogor) en Djakarta, waar ik ben geboren.
Vader was onderofficier van het K.N.I.L. (Koninklijk
Nederlands Indisch Leger).
Moeder had een bedrijfje in "bedjak", een soort riksja's
(taxi-bedrijf). In het huishouden hoefde ze niets te doen,
ze deed de administratie van het bedrijfje, en we hadden
personeel om te koken en schoon te maken.
De Tweede Wereldoorlog en Soekarno
Vanwege de Tweede Wereldoorlog, werd mijn vader
krijgsgevangen gemaakt en door de Japanners naar
Birma gestuurd, om daar aan de spoorweg te werken.
Mijn moeder kwam met vier kinderen (George, Wies,
Erna en Esther) in een concentratiekamp op Java terecht
(ik ben zelf in 1946 geboren).
Door het bombardement op Nagasaki eindigde de oorlog
en in augustus 1945 is m'n vader teruggekomen. Hij
moest de draad weer oppakken, maar alles was veran
derd.
Soekarno kwam aan de macht en alle Indische
Nederlanders moesten weg, dus wij ook. Wij zijn natuur
lijk Indisch, maar we werden gezien als Europeanen; we
zaten op een Europese school, we spraken Nederlands en
dat kwam omdat mijn vader in het leger was. Iedereen
die voor de Nederlanders werkte, werd als pro
Nederlands gezien.
Je kon Indonesiër worden maar dan moest je een
Indonesische achternaam aannemen. De Nederlandse
taal werd afgeschaft, je mocht geen Nederlands meer
spreken. De vier kinderen moesten naar een andere
school en ze moesten Maleis praten.
Ook werd alles, wat met het Nederlands Koningshuis te
maken had, verbrand.
Toen de Japanners weggingen, moesten we in het con
centratiekamp blijven omdat de Indonesiërs ons naar het
leven stonden. De Japanners hadden juist de pro
Nederlanders opgepakt. We konden dus geen kant op.
We zijn eerst bij familie ingetrokken.
Elke keer als we naar school werden gebracht, werd de
bedjak gestolen.
Volgens Esther, werden we ook een keer bekogeld met
stenen. Op een keer, toen de school was afgelopen, kwam
de bedjak-man niet, hij durfde niet meer.
Een ander voorval: m'n broer George, Wies en Erna gin
gen met m'n moeder 's morgens naar de kerk.
12
Oktober 2001